Citaat Horatius: “Wanneer ik tracht bondig te zijn, word ik onduidelijk”
Taxlive 8/7/2022
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 29-06-2022 (publicatie 04-07-2022) AWB – 20 _ 776 ECLI:NL:RBZWB:2022:3214
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2022:3214
Samenvatting
Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv, die op haar beurt weer de aandelen houdt in B bv. De activiteiten die X binnen de bv’s uitoefent, betreffen het ontwikkelen van een speciale computer met de daarbij behorende hardware en software. Volgens X heeft hij, in rekening-courant, een vordering van € 516.000 op de bv’s, mede omdat X naar eigen zeggen in privé ontwikkelde softwarerechten aan de bv heeft overgedragen. In geschil is de omvang van de vordering.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X een vordering op zijn bv’s heeft van € 101.759. Dit betreft een onzakelijke lening. De rechtbank stelt daarbij vast dat X de rechten op de software niet in privé heeft ontwikkeld en deze dan ook niet voor € 400.000 aan B bv heeft overgedragen. Voor het restant van de vordering van € 101.759 stelt de rechtbank vast dat het een onzakelijke lening betreft. B bv heeft namelijk sinds 2008 een negatief vermogen, sinds 2011 een bescheiden omzet en alleen in 2013 een bescheiden winst gerealiseerd. Ook uit de correspondentie met de bank blijkt dat B bv sinds lange tijd in zwaar weer verkeert en dat er weinig perspectieven op verbetering zijn. Het beroep van X is ongegrond.
Opmerking
Wat een ongelooflijke zwak opgezette uitspraak van deze meervoudige kamer van de Rechtbank (rechter Van Dongen cs)! Wat is nu precies het fiscale belang in de geschilomschrijving? Dat belang moet er zijn, omdat kennelijk de inspecteur blijft bij een positieve aanslag voor IB 2015 op basis van het belastbaar inkomen naar werk en woning van 102.706 euro (waarschijnlijk na correctie). Maar belanghebbende gaat uit van een inkomen van € 351.720 negatief. Gauw berekend liggen partijen 4,5 ton uit elkaar. De specificatie is in de geschilomschrijving echter niet terug te vinden.
Geschil
Theoretisch hoeft de rechter slechts te bepalen of de inspecteur de hoogte van de aanslag redelijkerwijs heeft vastgesteld. Maar de rechter moet dan wel zorgvuldig motiveren. De omschrijving van het primaire en het subsidiaire geschilpunt geeft geen inzicht in de hoogte van het belastbaar inkomen voor én na correctie door de inspecteur. Sterker, dat wordt in de motivering van de rechter ook niet duidelijk. Dat er wel of niet een (onzakelijke) vordering in het geschiljaar 2015 bestaat, zegt nog niets over de juistheid van de aanslag. Maar het beroep van belanghebbende moet wel ongegrond worden verklaard. Aldus het dictum.
Het lijkt erop, dat het fiscale geschil ligt in een afwaardering van een rekening courantvordering van de dga/schuldeiser op de eigen BV’s/schuldenaars ten laste van het fiscale resultaat voor de inkomstenbelasting van belanghebbende, waarvan de vordering voor een groot deel niet bestaat en voor het restant € 101.759 onzakelijk is. Althans, dat is de conclusie van rechter Van Dongen. Daardoor zou een afwaardering niet ten laste van het fiscale IB resultaat 2015 mogen plaatsvinden.
Voor de door belanghebbende voor zijn rekening genomen restaurantkosten van de BV in rekening courant van € 11.393 heeft de rechtbank de bewijslast voor afwaardering ervan uitdrukkelijk en terecht bij belanghebbende gelegd en als onzakelijk aangemerkt. Maar dat de bewijslast voor het restant van € 101.759 als onzakelijke lening bij de inspecteur ligt, noemt de rechter niet. Aangenomen, dat de inspecteur in zijn verweer zich ook beroept op een onzakelijke lening, die niet ten laste van het fiscale resultaat mag worden afgewaardeerd. Maar dat is dus niet duidelijk.
Inbreng software rechten
De poging van belanghebbende strandt hopeloos, namelijk om aannemelijk te maken, dat in 2010 wel degelijk de in privé ontwikkelde softwarerechten tegen een rekening courant schuld van 4 ton is ingebracht in de werkBV. Dat je zwaar teleurgesteld bent, omdat je vanaf 2008 in 5 jaar tijd je droom uiteen ziet spatten, is goed te begrijpen. Dat je een deel van het geïnvesteerde geld graag terug wilt zien, lijkt logisch. En dan biedt het schemergebied tussen privé (natuurlijk persoon) en zakelijk (BV) een mogelijke uitkomst. Een gebied waar de inspecteur natuurlijk toezicht op houdt. Als het goed gaat, wordt de activiteit zolang mogelijk als niet belastbare hobby in privé aangemerkt. Keert het tij en dreigt de investering verloren te gaan, dan is het verhaal, dat de activiteit altijd al in de BV heeft plaatsgevonden. Een verlies uit aanmerkelijk belang verzacht de pijn. Door een tbs vordering te creëren wordt het verlies van de BV overgebracht naar deze vordering. Dat lijkt in de voorgelegde casus door de imaginaire inbreng van de softwarerechten ook het doel te zijn. Maar het bewijs daarvoor ontbreekt volgens de rechtbank (rechter Van Dongen cs) in ro 4.1 en 4.2. Een overtuigende weerlegging.
Onzakelijke rek courant vordering
Maar kennelijk blijft er daarna nog een rekeningcourant vordering van belanghebbende op de BV bestaan van € 101.759. Een onnavolgbare berekening van de rechter (ro 4.7.1). Maar dat is eigenlijk niet belangrijk, omdat het restant – hoe groot ook – een onzakelijke lening is volgens de rechter in ro 4.7.6. Niet af te waarderen ten laste van het fiscale resultaat dus. De rechtbank laat wel veel vrijheid om daar toch anders over te denken.
De rechter lijkt er niet zeker te zijn, dat de rekening courant al vanaf het ontstaan onzakelijk is, maar die is volgens de rechtbank in ieder geval in de loop van de tijd onzakelijk geworden. De rechtbank moet doelen op de ontstane rek courant verhouding in 2009.
Bijzondere omstandigheid
De activiteit van de BV in 2008 is niet gebaseerd op luchtfietserij. Zowel de bank en de staat, onder borg van belanghebbende, hebben geld gestoken in de ontwikkeling van het product in de BV. Er is dus een zakelijke verhouding geweest tussen belanghebbende en de BV, die de borgstelling in 2008 rechtvaardigt. De seinen staan op rood in 2009 vanwege het negatieve vermogen van de BV. De overeengekomen rek courant overeenkomst in dat jaar lijkt dan ook niet zakelijk te zijn. Maar er kunnen wellicht bijzondere omstandigheden zijn, die de rek courant rechtvaardigen. Voor deze omstandigheden heeft de Hoge Raad eerder een handvat gegeven: “Een bijzondere omstandigheid als bedoeld in het arrest BNB 2012/37 doet zich voor indien tussen een schuldeiser en een schuldenaar sprake is van een zakelijke relatie die ook bij afwezigheid van een concernrelatie voor die schuldeiser van voldoende gewicht zou zijn geweest om een lening onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden te verstrekken en het daardoor belopen debiteurenrisico te aanvaarden”
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:2340
NB: het geschil gaat over 2015. Het gaat om de kwalificatie van de rek courant over de jaren daarvoor. Een derde investeerder was uiteindelijk bereid de uitstaande vorderingen van de Rabobank en een andere investeerder af te lossen en een lening te verstrekken, maar wel met de intentie aandelen in de BV te verwerven en een actievere rol te vervullen dan die van kredietverstrekker en zo te delen in de vruchten van de onderneming zelf. Deze derde investeerder was helaas voortijdig failliet gegaan. Ondanks het bestaan van deze investeerder ziet de rechtbank geen reden anders te oordelen over het onzakelijke karakter van de rek courant. Toch zou dit een ingang kunnen zijn voor hoger beroep. Immers, deze investeerder zou de maatman kunnen zijn bij de invulling van de bijzondere omstandigheid door belanghebbende zoals de Hoge Raad heeft bedoeld.
Ricky Turpijn