Citaat Johan Cruijff: “Er is maar één moment dat je op tijd kunt komen. Ben je er niet, dan ben je óf te vroeg, óf te laat”

Taxlive 2/12/2022 VNVandaag 2/12/2022
Bron: Hoge Raad 02-12-2022 22/00198 ECLI:NL:HR:2022:1795

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2022:1795

Samenvatting

Aan X is in 2019 in de IB-sfeer een navorderingsaanslag over 2013 opgelegd. Inmiddels staat vast dat zijn bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. In de onderhavige procedure is nog slechts in geschil of het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag terecht is afgewezen. De inspecteur stelt dat het verzoek buiten de vijfjaarstermijn is binnengekomen. Volgens Hof Amsterdam gaat er na herziening van een aanslag door middel van een navorderingsaanslag geen nieuwe termijn van vijf jaren gaat lopen. Ten tijde van het opleggen van de navorderingsaanslag zijn meer dan vijf jaren verstreken na het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft, zodat X geen verzoek tot ambtshalve vermindering kan doen. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever de termijn voor ambtshalve verminderen bewust heeft gekoppeld aan het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Tegen de aanslag had X een rechtsmiddel kunnen aanwenden, zodat het handhaven van de vijfjaarstermijn niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. X beroept zich vergeefs op HR 29 november 2019, 19/02386, V-N 2019/58.13. Dat arrest ging namelijk om een tijdig verzonden verzoek dat door een niet voor rekening van belanghebbende komende omstandigheid na afloop van de vijfjaarstermijn door de inspecteur was ontvangen. Het beroep van X is ongegrond.

Opmerking

De belastinginspecteur mag binnen vijf jaren, nadat de belastingschuld is ontstaan een navorderingsaanslag opleggen. Als voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt de navorderingstermijn met de duur van dit uitstel verlengd. Dus de dagtekening van de aanslag is dan niet uiterlijk 31/12/2018, maar bijv. drie maanden later, 30/3/2019. Tegen deze aanslag staat normaal bezwaar en beroep open. Maar wel uiterlijk binnen zes weken daarna. Als het bezwaar pas op 24/9/2019, 6 maanden later, wordt ingediend is deze duidelijk te laat. De inspecteur merkt in dat geval op grond van de wet inkomstenbelasting het bezwaarschrift ook aan als een verzoek om ambtshalve vermindering. Voor een ambtshalve vermindering aanslag vennootschapsbelasting sluit de inspecteur aan bij het Besluit fiscaal bestuursrecht.

En dat verzoek is helaas, pindakaas te laat. Zo’n verzoek heeft alleen effect, als dit binnen vijf jaren na het einde van het kalenderjaar 2013 wordt ingediend. Dus uiterlijk 31/12/2018. Maar toen was de navorderingsaanslag op 30/3/2019 nog niet bekend. Toch betekent dit niet, dat het handhaven van die termijn in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Immers, tegen de aanslag kan tijdig bezwaar en beroep worden ingediend. Dit is allemaal terug te lezen in het onderstaande arrest van de Hoge Raad. Die een ten overvloede overweging geeft. Een tijdig verzonden verzoek, maar als gevolg van een niet voor rekening van belanghebbende komende omstandigheid na afloop van de vijfjaarstermijn door de inspecteur was ontvangen, is toch tijdig. Zoals het verzenden van het verzoek aan het opgeheven postbusnummer, dat wel op het aanslagbiljet was vermeld.

Tegelijkertijd heeft de Hoge Raad zich geconformeerd aan de uitspraak van het Hof over het bezwaarschrift zelf: de inspecteur heeft het bezwaarschrift terecht niet ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Het (hoger) beroep is ongegrond.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *