Citaat Marilyn Monroe: “I restore myself when I’m alone.”

Taxlive 24/2/25 VNVandaag 21/2/25
Bron: Rechtbank Den Haag 23-12-2024 (publicatie 19-02-2025) 23_3356 ECLI:NL:RBDHA:2024:22382

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:22382

X dient op 19 maart 2022 haar aangifte IB/PVV 2021 in met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.699 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.990. De grondslag sparen en beleggen bedraagt € 1.619.685, waarvan € 568.585 aan X is toegerekend. Op 7 augustus 2022 dient X een herziene aangifte in met een herverdeling van de grondslag sparen en beleggen. De inspecteur legt de aanslag op naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.990, gebaseerd op een forfaitair rendement van 3,34%. X maakt bezwaar tegen de aanslag, maar de inspecteur wijst het bezwaar af, behalve de verzochte herverdeling. X stelt dat het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement en verzoekt om een wijziging in de onderlinge verhouding waarbij de gehele grondslag sparen en beleggen aan haar wordt toegerekend. In geschil is of het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen naar een juist bedrag is vastgesteld.

Rechtbank Den Haag verwijst naar de arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024 (V-N 2024/28.3 en V-N 2024/28.4) en oordeelt dat X aannemelijk maakt dat zij wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijke rendement. De rechtbank biedt rechtsherstel door het voordeel uit sparen en beleggen voor 2021 vast te stellen op € 21.894 en dit geheel aan X toe te rekenen. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt de inspecteur op om de aanslag te verminderen. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de Staat tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn en draagt de inspecteur op het betaalde griffierecht aan X te vergoeden.

Op basis van de standaardarresten over Box3, waaronder die van 6/6/2024, moet belanghebbende rechtsherstel worden geboden, als hij aannemelijk maakt, dat dit werkelijk rendement lager is dan het forfait op basis van de Wet Rechtsherstel Box 3. Dus de wet die in het leven is geroepen om rechtsherstel te bieden ná het Kerstarrest van dec 2021, waarin de HR Box3 op stelselniveau in strijd acht met de grondrechten. De Wet Rechtsherstel Box3 zou het werkelijk rendement meer moeten benaderen.

Dit is zo’n beetje de eerste keer, dat een lagere rechter zich over de Wet Rechtsherstel Box3 uitspreekt.

Natuurlijk ligt het aan mij. Maar ik begrijp niet, hoe de inspecteur een forfaitair rendement (3.34%) van zo’n euro 54.000 berekent in de aangifte IB 2021, terwijl belanghebbende slechts tot een werkelijk rendement van minder dan de helft nl. euro 22.000 komt. Dat is een gigantisch verschil. Heeft er geen nader overleg plaatsgevonden tussen de inspecteur en belanghebbende?

De rechtbank volgt de berekening van belanghebbende.

Hoe het ook zij: het lijkt voordelig uit te pakken om bezwaar te maken tegen de toepassing van de Wet Rechtsherstel Box 3.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *