Citaat Jean Rostand: “Het afschuwelijke van kwade trouw is dat ze uiteindelijk de goede trouw een slecht geweten bezorgt”.

Taxlive 9/6/23 VNVandaag 9/6/23
Bron: Hoge Raad 09-06-2023 20/02893

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:HR:2023:873

Samenvatting

Aan X zijn IB-(navorderings)aanslagen over 2002 tot en met 2013 opgelegd. In geschil is of X ondanks zijn officiële woonplaats in Curaçao vanaf 2002 toch binnenlands belastingplichtig is. X volstaat met de blote stelling dat hij die jaren niet in Nederland woonde. Niet in geschil is dat de inspecteur voor 2002 tot en met 2010 niet beschikt over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Volgens Hof ’s-Hertogenbosch leidt het niet-retourneren door X van de in 2014 uitgereikte aangiftebiljetten voor de jaren 2002 tot en met 2013 tot zijn kwade trouw. Ook als die gedraging na afloop van de aanslagtermijn heeft plaatsgevonden. Er kan daarom worden nagevorderd over 2002 tot en met 2010. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat kwade trouw alleen betrekking kan hebben op gedragingen van X die hebben plaatsgevonden vóór het verstrijken van de aanslagtermijnen. De biljetten zijn pas aan X uitgereikt na het verstrijken van de termijn voor het opleggen van de aanslagen voor die jaren. Door die biljetten niet in te leveren, heeft X dus niet veroorzaakt dat de aanslagen voor 2002 tot en met 2010 binnen de daarvoor geldende termijnen achterwege zijn gebleven. De navorderingsaanslagen worden vernietigd, omdat er in cassatie vanuit moet worden gegaan dat de navordering is gebaseerd op feiten die de inspecteur bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn. Het beroep van X is in zoverre gegrond. De aanslagen over 2011 tot en met 2013 blijven wel in stand (art. 81 lid 1 Wet RO).

Opmerking

‘You can run, but you can’t hide’ moet het Hof gedacht hebben, toen zij uitspraak deed in een zaak, waarin de inspecteur ontdekte, dat belastingplichtige niet op Curaçao woonde, maar gewoon al jaren in Nederland. De inspecteur stuurt aangiften over de jaren 2002 t/m 2013. De aanslagtermijn van 3 jaar voor de jaren t/m 2010 was echter al verlopen. Over de resterende jaren, waarin de aanslagtermijn nog niet was verlopen, heeft het Hof de vastgestelde aanslagen bevestigd. De Hoge Raad heeft die aanslagen verder voor kennisgeving geaccepteerd ogv art 81 RO. Met de navorderingaanslagen over de resterende jaren was belastingplichtige het ook niet eens. De inspecteur vond zelf, dat er geen sprake was van het benodigde nieuwe feit voor navordering, maar wel van kwade trouw bij belastingplichtige. Ook een grond voor navordering. Belastingplichtige heeft namelijk de aangiften niet teruggestuurd en heeft zonder verdere motivering aangegeven niet in Nederland te wonen. Kwade trouw vindt de inspecteur. Anders dan de rechtbank steunt het Hof de inspecteur hierin.

De Hoge Raad geeft enkele interessante oordelen. De inspecteur heeft het recht een aangifte te versturen, ook al is de aanslagtermijn verlopen. Immers, de teruggestuurde aangifte kan informatie bevatten voor aanslagen over latere jaren. Art 47 AWR (informatieplicht over eigen aangifte) doet daar niets aan af. Maar met de kwade trouw van belastingplichtige gaat de Hoge Raad niet mee. Alleen als de kwade trouw te maken heeft met gedragingen van belastingplichtige binnen de aanslagtermijn van 3 jaar, waardoor de aanslag niet binnen die termijn is vastgesteld. Dat de aanslagen niet zijn opgelegd, ligt niet aan de niet teruggestuurde aangiften. De navorderingen gaan dus van tafel.

Art 47 AWR wordt gevolgd door art 52a AWR, de informatiebeschikking, als belastingplichtige niet wil voldoen aan haar informatieplicht. Deze beschikking kan de rechter op juistheid toetsen. Omkering en verzwaring van de bewijslast kan dan voor belastingplichtige volgen. In beginsel niet voor aftrekposten: die bewijslast heeft belastingplichtige al. Omkering en verzwaring lijkt hier niet relevant: de niet teruggestuurde aangifte is hier info voor een later jaar, niet de aangifte van het aanslagjaar zelf. En ook dan geldt de omkering en verzwaring niet voor aftrekposten.

Art 16 AWR legt grammaticaal geen beperking op aan wanneer er sprake is van kwade trouw volgens het Hof. Maar de kwade trouw lijkt het nieuwe feit te vervangen. Dat feit is gekoppeld aan de periode vóór de definitieve aanslag, de aanslagtermijn. Dus is het niet zo onlogisch de kwade trouw te koppelen aan de aanslagtermijn, zoals de Hoge Raad ook doet. Of het zonder argument niet terugsturen van een aangifte een te kwader trouw handeling is, laat de Hoge Raad liggen.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *