Citaat Ralph Waldo Emerson: “Leven is een vordering, niet een station”

https://kennisgroepen.belastingdienst.nl/publicaties/kg01120238-artikel-8bd-wet-vpb-1969-en-inbreng-onvolwaardige-vordering-in-schuldenaar-schuldvermenging/

Vanaf 1/1/22 geldt art 8bd Vpb als onderdeel van de maatregelen van de Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel in de vennootschapsbelasting.

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2021-654.html

De mismatches zien op de zogenoemde dubbele niet heffing die zich kan voordoen als gelieerde lichamen bij een onderlinge transactie verrekenprijzen overeenkomen die niet zakelijk zijn, zoals een van de WEV van een vermogensbestanddeel afwijkende waarde (art 8bc Vpb). Artikel 8bd Wet Vpb 1969 is een flankerende maatregel, die een dubbele niet-heffing als gevolg van een waarderingsverschil voorkomt in het geval een met de belastingplichtige gelieerd lichaam een vermogensbestanddeel aan de belastingplichtige overdraagt door middel van onder meer een kapitaalstorting. In dergelijke gevallen is er geen sprake van een verrekenprijsverschil zoals bedoeld in art 8bc Vpb, maar van een verschil in de waardering van een verkregen vermogensbestanddeel.

Indien BV X bijv. een vordering verkrijgt via een kapitaalstorting door een gelieerd lichaam, dat subjectief is vrijgesteld van een winstbelasting zoals een gemeente, brengt letterlijke toepassing van artikel 8bd, eerste lid, Wet Vpb 1969 met zich mee, dat BV X de vordering moet teboekstellen op nihil. Als de verkrijging buiten een kapitaalstorting en tegen een zakelijke verrekenprijs had plaatsgevonden, dan had BV X de vordering, gezien de werking van artikel 8bc, eerste lid Vpb, mogen teboekstellen op de WEV. De stas keurt in het besluit van 11/1/23 in dat geval goed, dat de toepassing van art 8bd Vpb onder voorwaarden dan achterwege blijft (en dus art 8bc Vpb van toepassing is).

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-2621.html

Maar wat nu, indien BV X van haar moeder, de gemeente, een waardeloze schuldvordering verkrijgt in BV X in de vorm van een kapitaalstorting op aandelen? Dus BV X krijgt een vordering op zichzelf, waartegenover een even zo grote schuld aan zichzelf staat. In dat geval zegt de kennisgroep, dat door schuldvermenging ex art 6:161 BW de schuld vervalt: op het moment dat de vordering en schuld civielrechtelijk in dezelfde hand komen, gaat de verbintenis op grond van artikel 6:161 BW teniet. Dit betekent, dat geen sprake kan zijn van een onder goed koopmansgebruik op de fiscale balans te boek te stellen activum. Dubbele niet-heffing kan zich niet voordoen. Doel en strekking staan daarom niet in de weg aan het op grond van de wettekst niet toepassen van artikel 8bd eerste lid Vpb. Dat sprake is van een verschil tussen de fiscaal bij de crediteur en debiteur in aanmerking te nemen waarde doet daaraan niet af.

Plausibel. En goed begrepen: art 8bc Vpb is dan ook niet relevant?

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *