Citaat Warren Buffett: “Regel nr. 1: Verlies nooit geld. Regel nr. 2: Vergeet nooit regel nr. 1”

Taxlive 29/9/2023 VNVandaag 29/9/2023
Bron: Hoge Raad 29-09-2023 21/01518 ECLI:NL:HR:2023:1335

Samenvatting

Belanghebbende, X bv, maakt deel uit van de A-groep. Op 24 mei 2004 verwerft X bv 74% van de aandelen in tussenhoudster B Ltd. A Inc., de moedermaatschappij van X bv, verwerft de overige 26%. De tussenhoudster houdt de aandelen in kleindochter C Ltd., die weer de aandelen houdt in werkmaatschappij E Ltd. Op 29 november 2004 brengt de moeder haar belang van 26% in de tussenhoudster als kapitaal in X bv in. Op 1 januari 2005 draagt de werkmaatschappij al haar bezittingen en schulden over aan Q UK Ltd., een dochtermaatschappij van X bv, en draagt de tussenhoudster de aandelen in de kleindochter over aan Q UK Ltd. De aankoop van de tussenhoudster blijkt volgens X bv echter een miskoop. De tussenhoudster wordt daarom in 2012 geliquideerd en X bv claimt een liquidatieverlies van € 13,7 mln. Hof Amsterdam oordeelt dat X bv geen liquidatieverlies in aftrek kan brengen. Het hof merkt daarbij op dat het X bv een heel eind kan volgen in haar redeneringen, maar dat de berekening van het liquidatieverlies niet correct is. Bij een juiste doorrekening resteert volgens het hof geen aftrekbaar liquidatieverlies.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof geen inzicht heeft gegeven in zijn oordeel dat met een juiste doorrekening geen aftrekbaar liquidatieverlies resteert. De Hoge Raad kan daardoor niet beoordelen of het hof zijn berekening op een juiste rechtsopvatting heeft gebaseerd en of het op basis daarvan een correcte berekening heeft gemaakt. De uitspraak van het hof is ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Den Haag en geeft daarbij een handreiking voor de berekening van het liquidatieverlies.

Opmerking

Een verlies op een deelneming is fiscaal niet aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting, tenzij er sprake is van een liquidatieverlies zoals geregeld in art 13d Vpb. In onderstaande procedure bij de HR wordt de vraag voorgelegd of bij het bepalen van de omvang van het liquidatieverlies (2012) dit verlies gecorrigeerd/verkleind moet worden met de waardedaling van de deelneming van de tussenhoudster in de kleindochter in de periode die aanvangt bij de verkrijging door belanghebbende van de deelneming in de tussenhoudster, en die eindigt op het moment waarop de tussenhoudster haar deelneming in de kleindochter heeft vervreemd (1 januari 2005). Aldus de samenvatting HR van het geschil. Grond hiervoor is art 13d, lid 4 Vpb tekst 2012 (nu: art 13d lid 7 Vpb), de tussenhoudsterregeling. De ratio van deze correctie is, dat de waardedaling van de aandelen in de kleindochter onder de deelnemingsvrijstelling valt en dus niet via het liquidatieverlies van de tussenhoudster alsnog bij belanghebbende terechtkomt.

De aankoop van de tussenhoudster was een miskoop en de in aanmerking te nemen waarde van de aandelen in de kleindochter op het moment waarop belanghebbende een deelneming in de tussenhoudster verkreeg dient daarom op nihil te worden gesteld. Volgens belanghebbende heeft als gevolg daarvan nadien geen waardedaling van de aandelen in de kleindochter plaatsgevonden, en hoeft daarom geen correctie op basis van artikel 13d, lid 4, van de Wet plaats te vinden. Het Hof heeft dit standpunt van belanghebbende verworpen, overwegende dat het bestaan van een miskoop niet aannemelijk is geworden. Een constatering van de feitenrechter, die ook goed is gemotiveerd, waarover de HR dan niet gaat. Maar het gaat om het oordeel van het Hof over het subsidiaire standpunt van belanghebbende. De verwerving van de 100% deelneming van belanghebbende in de tussenhoudster heeft namelijk in twee tranches plaatsgevonden. De invloed van deze tranches op de berekening van het liquidatieverlies door belanghebbende heeft het Hof verworpen. De HR heeft van het oordeel van het Hof echter geen chocola van kunnen maken. Daarom moet verwijzing volgen. Maar de HR geeft het verwijzingshof wel wat instructies mee. Instructies, die voor een deel een lesje art 13d zijn en voor het overige in andere zaken ook van toepassing kunnen zijn, wanneer er sprake is van de aankoop van een deelneming in tranches. Een redelijke wetstoepassing uitgewerkt in ro 4.5.6. Naar mijn mening had de HR met een beetje fantasie op basis van deze gedetailleerde instructies de zaak zelf kunnen afdoen.

NB: de HR: de bewijslast over de omvang van het liquidatieverlies ligt bij belastingplichtige (art 13d, lid 9 letter c Vpb tekst 2012, nu art 13d, lid 14 letter c Vpb) en dat moet overtuigend worden aangetoond (blijken).

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *