Citaat William Shakespear: “Onder rotte appels is er weinig keuze”

Taxlive 20/5/2022
Bron: Gerechtshof Den Haag 19-04-2022 (publicatie 17-05-2022) BK-21/00383 ECLI:NL:GHDHA:2022:658

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2022:658

Samenvatting

X drijft een eenmanszaak en verantwoordt in zijn IB-aangifte 2014 een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Naar aanleiding van een boekenonderzoek corrigeert de inspecteur de aangegeven winst. Uit het boekenonderzoek blijkt dat X contante stortingen heeft ontvangen op de zakelijke rekening en deze niet heeft verantwoord. Volgens X zijn dit huurinkomsten uit Irak. Verder bestaat discussie over de aftrekbaarheid van administratiekosten. In hoger beroep stelt X dat de activiteiten geen bron van inkomen vormen.

Hof Den Haag oordeelt dat de activiteiten van X een bron van inkomen vormen. Dat de Belastingdienst voor de jaren 2019 – 2020 het standpunt inneemt dat van de activiteiten van de eenmanszaak redelijkerwijs geen voordeel is te verwachten, is niet van belang. Niet bekend is op grond van welke feiten en omstandigheden tot dat oordeel is gekomen. Verder is ook niets bekend over de resultaten van de tussenliggende jaren (2015 – 2018). Ten aanzien van de contante stortingen op de zakelijke rekening van de eenmanszaak merkt het hof op dat de inspecteur op grond van de constateringen van het boekenonderzoek aannemelijk maakt dat deze tot de omzet van de eenmanszaak behoren. De door X aangeleverde Arabische stukken zonder vertaling kunnen daarbij niet als bewijs dienen. Ook de administratiekosten zijn terecht niet in aftrek toegelaten. X maakt niet duidelijk waarvoor deze kosten zijn gemaakt. Het gelijk is aan de inspecteur.

Opmerking

Wat een verspilling van gemeenschapsgeld! Na door de rechtbank (rechter Drok) ongegrond in zijn beroep te zijn verklaard, komt de ondernemer nu voor de appelrechter. Met exact dezelfde – onbewezen – grieven.

De inspecteur lijkt na het boekenonderzoek te concluderen, dat de vereiste aangifte niet is gedaan vanwege gebreken in de administratie en wel zo, dat de administratie niet de grond kan vormen voor een fiscale winstberekening. De administratie wordt verworpen. Het niet doen van de vereiste aangifte leidt tot omkering van de bewijslast dwingend opgelegd op grond van art 25 resp 27e AWR. De inspecteur ziet uitdrukkelijk af van deze omkering ter zitting. En het Hof (rechters Zandhuis/Kroon/Bosman) volgt de inspecteur. Dat is vreemd. De omkering is van openbare orde; daar kan je dus niet van afzien. Het gevolg van dat afzien is, dat de inspecteur de normale bewijslast heeft om een verhoging van de omzet, zoals door contante stortingen op de zakelijke rekening van de eenmanszaak, aannemelijk te maken. Met een omkering van die bewijslast moet de ondernemer eerst aantonen (meer dan aannemelijk maken), dat die storting geen omzet is. Sterker, door de omkering van de bewijslast mag de ondernemer eerst aantonen, dat er geen bron is, zoals de inspecteur op basis van het boekenonderzoek wel stelt. Mogelijk, dat de inspecteur heeft gedacht, dat dat juist zijn bewijspositie niet helpt. Immers, de ondernemer wil helemaal niet aantonen, dat er een bron is. Dan moet de inspecteur alsnog aan de bak om aannemelijk te maken, dat er wel een bron is en dat de contante storting een omzetstijging tot gevolg heeft.

En zie daar, de inspecteur maakt met de normale stel- en bewijsregels zijn pleit ook bij de appelrechter aannemelijk.

De ondernemer laat zien, dat hij kennelijk niet de Nederlandse bewijsregels beheerst door documenten in het Arabisch opgesteld niet in een gangbare Nederlandse of Europese taal te vertalen. Waarmee hij aannemelijk had kunnen maken, dat de contante stortingen onbelaste huurinkomsten uit Irak zijn. Maar de herkansing bij de met gemeenschapsgeld duurbetaalde appelrechter heeft de ondernemer niet aangegrepen om alsnog de documenten te laten vertalen.

Een laatste en zeer kwalijke stuiptrekking – het trekken van de discriminatiekaart – van de kennelijk van origine niet Nederlandse ondernemer ligt in de slotoverweging van de rechtbank én het Hof.

“5.13. Voor zover belanghebbende stelt dat sprake is van etnisch profileren, heeft hij die stelling onvoldoende onderbouwd en is dus niet aan zijn stelplicht voldaan”

Rechters Zandhuis/Kroon/Bosman hadden daar best in hardere bewoordingen duidelijk kunnen maken, dat het inbrengen van deze onbewezen stelling eerder bij de rechtbank en nu weer bij de appelrechter niet wordt gewaardeerd, omdat deze niet ten goede komt aan de uitvoering van een publieke taak, namelijk het toezicht door de Belastingdienst.

Hopelijk ziet de ondernemer af om zijn feitelijke, kansloze zaak voor de Hoge Raad te brengen.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *