Citaat Robert Sabatier: “Elke aankomst is het begin van een vertrek.”

Taxlive 29/12/23 VNVandaag 28/12/23
Bron: Rechtbank Gelderland 06-10-2023 (publicatie 14-12-2023) ARN 21/4128

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBGEL:2023:6841

Samenvatting

Belanghebbende, X, houdt alle aandelen in X bv, een holding met diverse Nederlandse deelnemingen, en in een Poolse vennootschap. In 2003 emigreert X naar Polen om bij zijn Poolse echtgenote te gaan wonen. Eind 2018 brengt X zijn aandelen in X bv en de Poolse vennootschap in in een Poolse holding. De inbrengwaarde bedraagt € 8,7 mln voor de aandelen in X bv en € 1,3 mln voor de aandelen in de Poolse vennootschap. Vervolgens remigreert X naar Nederland. De inspecteur stelt de verkrijgingsprijs van de aandelen in de Poolse holding vast op de waarde in het economisch verkeer van € 10 mln, verminderd met de waarde van de aandelen in X bv bij inbreng en de historische verkrijgingsprijs van de aandelen in X bv. In geschil is of deze step down onverbindend is wegens strijdigheid met het Belastingverdrag Nederland-Polen, dan wel met het Unierecht dan wel met het gelijkheidsbeginsel.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat het vaststellen van de verkrijgingsprijs van de aandelen met toepassing van de step down in strijd is met de vrijheid van vestiging van het VwEU. X wordt als remigrerende dga ten opzichte van ingezeten dga’s ongunstiger behandeld uitsluitend omdat hij zich vanuit een andere lidstaat opnieuw in Nederland wil vestigen. Een ingezeten dga wordt niet geconfronteerd met het ambtshalve vaststellen, laat staan naar beneden bijstellen, van de verkrijgingsprijs van zijn aandelen als gevolg van een verhuizing binnen Nederland. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat de discriminerende beperking is gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang. Het beroep van X is gegrond.

Interessante uitspraak, ook met het oog op de procesvoering. Tegen de beschikking vaststelling verkrijgingsprijs aandelen van 1,7 mln heeft de inspecteur toegestaan rechtstreeks beroep in te dienen bij de rechtbank ogv art 7:1a AWB. Na een eerste zitting heropent de rechtbank het onderzoek en benoemt deskundigen ogv art 8:47 AWB, die zich hebben gebogen over het Pools/NL belastingverdrag. Partijen hebben op het rapport gereageerd en desgevraagd afgezien van een nadere zitting, waarna de rechtbank uitspraak doet. De kosten van het rapport worden in dit geval door de rechtbank gedragen https://www.rechtspraak.nl/Naar-de-rechter/rol-in-rechtszaak/Paginas/Deskundige.aspx

Het is niet vreemd zijn, als de rechtbank een prejudiciële vraag zou stellen aan de HR over de voorgelegde rechtsvraag.
https://www.hogeraad.nl/actueel/nieuws/2022/oktober/prejudiciele-vragen-mogelijk-strafzaken/

Die vraag is namelijk of de step down van artikel 16, elfde lid, van het Uitvoeringsbesluit IB 2001 bij remigratie in strijd is met een verkeersvrijheid van het VWEU? De rechtbank vindt van wel. De correctie naar beneden van 8 mln (volgens art 16 terecht in verband met een eerdere inbreng van een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap) op de verkrijgingsprijs van 10 mln moet worden teruggenomen. Daarbij ziet de rechtbank ook geen strijd met het belastingverdrag Polen/NL: “In deze procedure staat ter beoordeling niet de belastingheffing door Nederland over een vervreemdingsvoordeel, maar de bij beschikking vastgestelde verkrijgingsprijs van de aandelen [bedrijf 1] . Die is weliswaar van belang voor de daadwerkelijke heffing over een gerealiseerde waardeaangroei in Nederland in de toekomst, maar bij die toekomstige heffing is het Belastingverdrag Nederland-Polen niet van toepassing. Gelet hierop kan voor hetgeen in deze procedure in het geding is geen sprake zijn van een Nederlandse heffing in strijd met het Belastingverdrag Nederland-Polen.”

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *