Citaat Johan Cruijff: “Je gaat het pas zien als je het door hebt”
Taxlive 14/10/22 VNVandaag 13/10/22
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 23-09-2022 (publicatie 11-10-2022) BRE 21/1104 ECLI:NL:RBZWB:2022:5573
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2022:5573
Samenvatting
Belanghebbende, X, en zijn partner houden de aandelen in een vennootschap. In verband met de aankoop van sportvelgen heeft de vennootschap in het verleden leningen verstrekt aan de zonen van X en zijn partner. De zonen ontkennen dat de leningen nog niet zijn afgelost. De vennootschap boekt in 2016 € 111.000 af op de verstrekte leningen. De inspecteur accepteert de afboekingen niet, omdat ze in zijn ogen onzakelijk zijn. Daarbij is er volgens hem sprake van een uitdeling aan X en zijn partner. De inspecteur legt daarom een IB-navorderingsaanslag op aan X.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat sprake is van een winstuitdeling door de vennootschap aan X. De kwijtschelding van de aan de zonen verstrekte leningen heeft op onzakelijke gronden plaatsgevonden. Er bestond zakelijk bezien geen aanleiding om over te gaan tot kwijtschelding. Dit blijkt ook uit een stuk van de accountant waaruit blijkt dat omwille van de onderlinge familieverhoudingen is gekozen voor de oplossing om de vorderingen kwijt te schelden. Het gelijk is aan de inspecteur.
Opmerking
Deze casus is voortgekomen uit een correctie in de Vpb van de BV, waarvan belanghebbende en zijn partner de aandeelhouders zijn. De kwijtschelding van de leningen van de BV aan de zonen van de aandeelhouders is op onzakelijke gronden geschied en de rechtbank heeft de daaropvolgende afwaardering niet geaccepteerd.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2022:5572
Art 2.17 IB
Die kwijtschelding heeft de rechtbank nu aangemerkt als een uitdeling. Een klein addertje in het gras voor de inspecteur in art 2.17, lid 3 IB. De uitdeling wordt slechts voor 50% toegerekend aan de dga/belanghebbende. Dat heeft de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag al voorzien. De rechtbank bevestigt de handelwijze van de inspecteur met een terechte verwijzing naar art 2.17 IB. Maar wat gebeurt er nu met de andere 50%? De partner is namelijk ook aandeelhouder. Art 2.17, lid 3 IB:
3. Een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel wordt geacht bij de belastingplichtige en zijn partner voor de helft op te komen, de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen wordt geacht bij de belastingplichtige en zijn partner voor de helft tot hun bezit te behoren en de geheven dividendbelasting wordt geacht bij ieder voor de helft te zijn geheven voorzover zij daarvoor geen onderlinge verhouding hebben gekozen.
Overwegingen uitdeling
De redenering van de rechtbank in ro 3.5 en 3.6 over de uitdeling is interessant genoeg om deze integraal op te nemen. Terechte overwegingen met enkele kanttekeningen.
“3.5 De rechtbank is van oordeel dat de kwijtscheldingen op onzakelijke gronden hebben plaatsgevonden. Niet in geschil is dat van de geldlening aan zowel [zoon] als [zoon] geen schriftelijke overeenkomst is opgemaakt. De inspecteur heeft gemotiveerd aangevoerd dat ten tijde van de kwijtschelding zowel [zoon] als [zoon] over genoeg verdiencapaciteit beschikten om (in de toekomst) de schuld aan de vennootschap af te lossen. Gesteld noch gebleken is dat de vennootschap inspanningen heeft verricht om de vorderingen op [zoon] en [zoon] te innen of dat de hiervoor genoemde verdiencapaciteit er niet is. Er bestond zakelijk bezien geen aanleiding om over te gaan tot kwijtschelding. Verder heeft de inspecteur aangevoerd dat het kwijtschelden van de vorderingen dan ook is ingegeven door aandeelhoudersmotieven die niet op zakelijke grondslagen berusten. Dit wordt naar het oordeel van de rechtbank ook bevestigd door het stuk van de accountant (zie 2.7) waaruit valt af te leiden dat omwille van de onderlinge familieverhoudingen voor de oplossing is gekozen om de betreffende vorderingen kwijt te schelden. Aannemelijk is dat de kwijtscheldingen door de vennootschap uitsluitend zijn ingegeven door de persoonlijke wens van belanghebbende en zijn echtgenote om aan hun zonen een financieel voordeel te doen toekomen.”
Op de aanname van de rechtbank valt wel wat af te dingen. Immers, er was een geschil tussen ouders en zonen – tenzij het gespeeld is. De ouders wilden niet hun zonen bevoordelen, maar de lieve vrede bewaren. Is dat hetzelfde? Ik denk het niet. Dat de zonen nog een verdiencapaciteit zouden hebben, waardoor kwijtschelding onzakelijk is, is nog in te komen. Maar niet om de zonen te bevoordelen (via de aandeelhouder). Immers, er was een familiegeschil. Interessant is dan hoe het Renpaardenarrest hier tussen door wandelt. Kosten van een BV zijn slechts niet aftrekbaar voorzover daaraan een bevoordelingsbedoeling van de aandeelhouder ten grondslag ligt. Is die bedoeling er niet, dan zijn de kosten voor de BV dus aftrekbaar. Ook volgens mij de kosten naar aanleiding van de kwijtschelding van een lening.
3.6. Met de (onzakelijke) kwijtscheldingen door de vennootschap zijn de vorderingen civielrechtelijk tenietgegaan, waardoor de vennootschap is verarmd. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een bevoordeling van belanghebbende, aangezien de vennootschap door toedoen van belanghebbende een verlies heeft genomen door op niet zakelijke gronden over te gaan tot kwijtschelding van de vorderingen en dat voordeel op niet zakelijke gronden aan zijn kinderen – en aldus via belanghebbende – ten goede heeft laten komen. Dit brengt ook mee dat naar het oordeel van de rechtbank niet slechts de vennootschap het oogmerk had om belanghebbende (vader van [zoon] en [zoon]) als aandeelhouder te bevoordelen, maar ook belanghebbende zich ervan bewust was dat hij in zijn hoedanigheid van aandeelhouder werd bevoordeeld. Immers is een zakelijke reden voor de kwijtschelding niet aannemelijk gemaakt en is de kwijtschelding ingegeven door de familiaire relatie. Het bij belanghebbende als uitdeling in aanmerking te nemen inkomen is te stellen op de helft van het bedrag dat de vennootschap daadwerkelijk via belanghebbende en zijn echtgenote aan [zoon] en [zoon] heeft doen toekomen.”
Is de verliesneming van de BV relevant voor de bevoordeling? Volgens mij niet. De bevoordeling is immers gelegen in het “op niet zakelijke gronden over te gaan tot kwijtschelding van de vorderingen en dat voordeel op niet zakelijke gronden aan zijn kinderen – en aldus via belanghebbende – ten goede heeft laten komen”.
Ricky Turpijn