Citaat Kin Hubbard: “Niemand kan zich zo hulpeloos voelen als de eigenaar van een zieke goudvis”.

Taxlive 24/1/2023 VNVandaag 23/1/2023
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10-01-2023 (publicatie 20-01-2023) 20/01122

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:GHARL:2023:139

Samenvatting

Belanghebbende (X) krijgt een aanslag IB/PVV 2018 met een box 3-inkomen van € 26.895. X tekent bezwaar aan. De box 3-heffing leidt volgens X tot een individuele en buitensporige last. In hoger beroep zijn partijen het erover eens dat de aanslag overeenkomstig het Besluit rechtsherstel box 3 (V-N 2022/34.3) verminderd moet worden. Er is evenwel in het kader van toepassing van dat besluit nog een geschil over de box 3-waarde van de verhuurde panden en over welk forfaitair rendement geldt voor de Vve-reserves.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de leegwaarderatio ter zake van de verhuurde panden op de kale huur gebaseerd moet worden en dat de Vve-reserves tegen het forfaitair rendement dat geldt voor spaarsaldi (0,12%) meegenomen moeten worden. Het werkelijk rendement ter zake van die reserves is immers lager dan het door de inspecteur verwerkte forfaitaire rendement van 5,38%. Het box 3-inkomen wordt € 17.650.

Opmerking

Aandeel VvE? Een betaal- en spaarrekening voor Box3

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:HR:2010:BL7268

Dit is het arrest, waarin de Hoge Raad in 2010 heeft geoordeeld, dat het aandeel in het vermogen in een VVE als een vermogensrecht met waarde in het economische verkeer in de zin van Box3 moet worden aangemerkt (artikel 5.3, lid 2, aanhef en letter f IB). In ro 3.3.6:

“Op grond van het voorgaande dient het lidmaatschap van een vereniging van eigenaars niet te worden aangemerkt als (element van) een eigen woning in de zin van artikel 3.111, lid 1, van de Wet. Wel dient dit lidmaatschapsrecht te worden aangemerkt als een vermogensrecht, en dient het op grond van artikel 5.3, lid 2, aanhef en letter f, van de Wet bij het bepalen van de rendementsgrondslag van box 3 in aanmerking te worden genomen voor de waarde die in het economische verkeer aan dat recht wordt toegekend. Bij het vaststellen van de waarde in het economische verkeer van een dergelijk recht dienen alle relevante omstandigheden in aanmerking te worden genomen. Daartoe behoort ook de omstandigheid dat de desbetreffende vereniging van eigenaars uit bijdragen van haar leden een eigen vermogen heeft gevormd.”

Voor de 60.000 bezwaarmakers, die een aandeel in de onderhoudsreserves van een VvE (Vereniging van Eigenaren) krijgen toegerekend én boven de vrijstelling Box3 uitkomen is bovenstaande procedure zeer interessant.

Voor het jaar 2018 heeft belanghebbende zich ook verzet tegen de Box3 heffing over het aandeel in de VvE onderhoudsreserve in zijn aangifte inkomstenbelasting. Belanghebbende was van mening, dat het forfaitair rendement dat geldt voor bank- en spaartegoeden (0,12%) van toepassing is en niet het forfait over de overige bezittingen (5,38%), zoals de inspecteur wel van mening was. Belanghebbende en de inspecteur zijn het erover eens, dat de aanslag IB/PVV 2018 dient te worden verminderd in overeenstemming met het Besluit rechtsherstel box 3. Dit besluit (en later wet) moet rechtsherstel geven zoals het Kerstarrest heeft bedoeld. Het arrest, waarin de Hoge Raad het systeem van heffing in Box3 vanaf de herziening in 2017 afwijst, omdat de heffing niet op basis van het werkelijk rendement plaatsvindt en daarmee een grondrecht schendt. Waar eerder het belang ontbrak het VvE aandeel te kwalificeren als bank/spaarrekening of als overige bezitting, is dit belang door de differentiatie van het forfaitaire rendement in het besluit nu wel belangrijk. Het Hof wijst op art 5:126, lid 3 BW, waaruit volgt dat bijdragen aan dergelijke VvE-reserves, behoudens uitzonderingen, op een afzonderlijke betaalrekening of spaarrekening als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht moeten worden gedeponeerd. In dit geval gaat de appelrechter daarom voor de berekening van het rechtsherstel uit van een forfaitair rendement van 0,12% over het aandeel van belanghebbende in de VvE-reserves.

Je zou dus kunnen zeggen, dat elke geldvordering, waarvan het verschuldigde bedrag op een bank- of spaarrekening wordt gestald vereenzelvigd wordt met die bank- of spaarrekening (transparantie). Die rechtsvraag kan de Hoge Raad dan mooi meenemen in de lopende procedure van de consumentenbond over Box3.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *