Citaat Giacomo Leopardi: “Brutaliteit, verenigd met arglist en middelmatigheid, zullen altijd regeren.”

Taxlive 16/7/24 VNVandaag 15/7/24
Bron: Rechtbank Noord-Nederland 04-07-2024 (publicatie 11-07-2024) 23/2118 en 23/2120 ECLI:NL:RBNNE:2024:2532

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBNNE:2024:2532

X, een vastgoedexploitant, heeft voor de jaren 2018 en 2019 geen aangifte VPB ingediend, ondanks uitnodigingen, herinneringen en aanmaningen om aangifte te doen van de inspecteur. De inspecteur heeft ambtshalve aanslagen VPB opgelegd en verzuimboetes opgelegd op grond van art. 67a AWR. X heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur. In geschil is of de ambtshalve aanslagen VPB terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd en of de verzuimboetes terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de ambtshalve aanslagen VPB terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd, omdat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan en de inspecteur een redelijke schatting heeft gemaakt. X heeft niet overtuigend aangetoond dat de aanslagen VPB onjuist zijn. De verzuimboetes zijn wel terecht opgelegd, maar moeten worden verminderd vanwege de lange behandelduur van het bezwaar en beroep. De beroepen zijn ongegrond.

Het ambtshalve aanslagen circus komt altijd op gang, nadat de officiële inleverdatum van de aangifte is verstreken en na herinnering, aanmaning en soms nog een extra herinnering de aangifte niet wordt ingediend. Een tijdrovend proces, waar de belastingdienst echt niet op zit te wachten. En niet alleen in de IB, maar ook in de Vpb. Zo ook de ambtshalve regeling van de aangiften Vpb 2018 en 2019 van de BV van een vastgoedondernemer, omdat de vereiste aangiften niet zijn ingediend. Volgens de ondernemer, omdat de (nog steeds niet overgelegde) jaarcijfers van 2018 en 2019 een ander financieel plaatje laten zien, maar kennelijk geen reden is voor het vragen van uitstel.

Drie punten vallen op in deze uitspraak van de rechtbank.

1. De brutaliteit van de vastgoedhandelaar om zonder valide argument geen Vpb aangiften te doen of uitstel van indiening aan te vragen over 2018 en 2019. Des te meer, omdat wel beroep wordt aangetekend, maar belanghebbende niet verschijnt op de zitting. Het gaat om hoge aanslagen naar een resultaat van 180.000 (2018) respectievelijk 89000 (2019). Ook was belanghebbende gewaarschuwd aangiften te doen (zie punt 3). Mogelijk, dat de ronde in hoger beroep wordt afgewacht, omdat het enige verweer van belanghebbende is, dat de (nog steeds niet overgelegde) jaarcijfers van 2018 en 2019 een ander financieel plaatje zullen laten zien. Kennelijk, omdat de relatie met de accountant is verbroken. Te meer een reden om het nut van de tweede feitelijke instantie aan de orde te stellen.

2. Het compliment van de rechtbank aan de inspecteur voor de met feiten goed onderbouwde redelijke schatting van de aanslagen en dat “de inspecteur er echt werk van heeft gemaakt”. Vanwege het ontbreken van de vereiste aangiften zijn de aanslagen vastgesteld met omkering en verzwaring van de bewijslast. Maar de inspecteur moet de aanslagen wel met een redelijke schatting doen. En dat doet de inspecteur volgens de rechter onderbouwd op basis van transacties en bezittingen van onroerende zaken van belanghebbende.

3. De vermindering van de verzuimboetes aan de hand van een tabel overschrijding redelijke termijn van het Hof A’dam, die nog niet aan de HR is voorgelegd. Tijdens een boekenonderzoek in 2017 is belanghebbende gewaarschuwd om jaarlijks aangiften te doen voor de vastgoedtransacties. De verzuimboetes (elk jaar 2700) zijn dus passend en geboden. Maar worden wel verminderd aan de hand van een tabel van een Hof in een ander resort. De HR zal daar toch een keer een uitspraak over moeten doen.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *