Citaat Fons Jansen: “Begrafenisverzekering: de enige verzekering waar je zelf gegarandeerd nooit een cent van terugziet.”

Art 5 Vpb is de enige plaats, waar voor de vennootschapsbelasting belastingplichtige lichamen mogelijk subjectief – dus voor het geheel – worden vrijgesteld. Een specialisme, maar zeker niet minder relevant binnen de vennootschapsbelasting.

X, een Duits lichaam dat onder andere een pensioenregeling aanbiedt aan een specifieke beroepsgroep, doet een verzoek om teruggave van dividendbelasting. Als het Duitse lichaam subjectief is vrijgesteld, dan kan het lichaam de divbel terugvragen. Onderdeel van dit verzoek is een beroep van dit lichaam op de subjectieve vrijstelling van art 5, lid 1 letter f Vpb. Dat verzoek komt bij de kennisgroep voor beantwoording.

https://kennisgroepen.belastingdienst.nl/publicaties/kg21120253-toepassing-subjectieve-vrijstelling-artikel-5-eerste-lid-onderdeel-f-wet-vpb-1969

Zou de subjectieve vrijstelling van art 5, lid 1 letter f Vpb van toepassing zijn op X, dat onder andere een pensioenregeling aanbiedt aan een specifieke beroepsgroep, als X in Nederland zou zijn gevestigd? Volgens de kennisgroep is dat niet het geval, aangezien de subjectieve vrijstelling van artikel 5 lid 1, letter f Vpb niet van toepassing is op een lichaam dat onder andere een pensioenregeling aanbiedt voor een specifieke beroepsgroep.

Eens met de beschouwing van de kennisgroep. Maar het antwoord op de vraag zou de lezer op het verkeerde been kunnen zetten. Het antwoord legt door het overnemen van een deel van de vraag de nadruk op de pensioenregeling van het Duitse lichaam. Alsof dat de belemmering is voor de vrijstelling. Maar het is de niet vergelijkbaarheid met Nederlandse instellingen die risico’s krachtens de sociale verzekeringswetten verzekeren, waardoor de specifiek daarvoor bedoelde vrijstelling van art 5, lid 1 letter f Vpb niet van toepassing is. In de beschouwing wordt dit nader uitgewerkt. In de beschouwing wordt daarbij benadrukt, dat de pensioenverzekeringsmaatschappijen – geen verzekeraar van risico’s krachtens de sociale verzekeringswetten – een eigen vrijstelling hebben in art 5, lid 1 letter b Vpb. Impliciet – want niet benoemd – lijkt de kennisgroep daarmee te willen zeggen, dat het Duitse lichaam in ieder geval níet onder vrijstelling van ar 5, lid 1 letter b Vpb valt. Maar daarnaast dus ook niet onder de vrijstelling van art 5, lid 1 letter f Vpb valt.

Toch zou je in theorie ook de vrijstelling voor pensioenverzekeringsmaatschappijen in stelling kunnen brengen. Immers, het Duitse lichaam biedt ook een pensioenregeling aan. De vrijstelling van art art 5 lid 1 letter b Vpb kent een marge: “lichamen welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel stellen”. Algemeen wordt aangenomen, dat nagenoeg betekent ‘voor 90%’. Dus voor 10% mogen andere activiteiten worden gebezigd zonder de vrijstelling te verliezen.

In theorie, want kennelijk is dat niet wat is voorgelegd aan de kennisgroep.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *