Citaat Henry Thoreau: “Ik maak mezelf rijk door minder te willen”.
Samenvatting
De staatssecretaris van Financiën heeft op Prinsjesdag het wetsvoorstel Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2024.
De belangrijkste wijzigingen zijn:
- de definitie van het fonds voor gemene rekening (FGR) wordt aangepast. Een FGR moet een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten zijn als bedoeld in art. 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft), en de deelgerechtigdheid in dit fonds blijkt uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid. In de nieuwe definitie vervalt het huidige toestemmingsvereiste.
- de werking van de vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) wordt beperkt tot een beleggingsinstelling en een instelling voor collectieve beleggingen in effecten als bedoeld in art. 1:1 Wft. De VBI’s mogen alleen rechten van deelneming aanbieden aan een breed publiek of aan institutionele beleggers.
De voorgestelde wijziging van de definitie van een FGR in de vennootschapsbelasting leidt ertoe dat bepaalde fondsen die onder huidig recht zelfstandig VPB-plichtig zijn, niet langer aan die definitie voldoen. De zelfstandige VPB-plicht komt hierdoor te vervallen. Om acute belastingheffing te voorkomen zijn er in het overgangsrecht vier faciliteiten opgenomen:
- een doorschuiffaciliteit voor de fiscale claim op de in het FGR aanwezige stille reserves, fiscale reserves en goodwill;
- een aandelenfusie voor bepaalde deelgerechtigden;
- gespreide betaling in ten hoogste tien jaar, gedurende deze periode wordt géén invorderingsrente in rekening gebracht;
- een tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting flankerend aan een aandelenfusie voor kwalificerende deelgerechtigden.
Met de voorgestelde aanpassingen in het VBI-regime en de definitie van het FGR wordt, kort gezegd, aansluiting gezocht bij de in de Wft gehanteerde begrippen beleggingsinstelling en icbe, onderscheidenlijk beleggingsfonds en fonds voor collectieve belegging in effecten. Aan dit wetsvoorstel is een internetconsultatie voorafgegaan, zie V-N 2023/15.8.
https://www.internetconsultatie.nl/beleggingsinstellingen/b1
Het overgangsrecht treedt in werking op 1 januari 2024. De materiële bepalingen, zoals de definitiewijziging, treedt in werking op 1 januari 2025.
De inwerkingtreding van deze wet valt onder de beëindigingsgrond, zoals genoemd in een vaststellingsovereenkomst (ATR). Een vaststellingsovereenkomst ziet in de regel ook op andere onderwerpen die niet door dit wetsvoorstel worden geraakt. Het kabinet is van mening dat als in de vaststellingsovereenkomst tevens zekerheid vooraf is gegeven op andere fiscale aspecten de vaststellingsoverkomst voor die aspecten in stand blijft. Het is niet nodig om daar schriftelijk om te verzoeken.
Opmerking
Door het wetsvoorstel aanpassing fonds voor gemene rekening zal de vlucht van het familiekapitaal in het zgn. familiefonds haar langste tijd hebben gehad. Overgangsrecht vanaf 1/1/2024. Ingangsdatum 1/1/2025.
Ricky Turpijn