Midas Dekkers: “Een ei is de enige verpakking die door zijn inhoud geopend moet worden”

Taxlive 19/12/23 VNVandaag 18/12/23
Bron: Gerechtshof Amsterdam 24-08-2023 (publicatie 13-12-2023) 22/00465 ECLI:NL:GHAMS:2023:2977

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:GHAMS:2023:2977

Samenvatting

X exploiteert supermarkten. Jaarlijks verkoopt X tussen de elf en veertien miljoen plastic draagtassen. De klant heeft de keuze om een draagtas te kopen of op een andere manier te voorzien in het verpakken en vervoeren van de gekochte boodschappen. De verkoopprijs van een plastic draagtas is € 0,25 inclusief BTW. In geschil is of de levering van de plastic draagtassen een zelfstandige prestatie is of een bijkomende prestatie bij de hoofdprestatie die bestaat uit de levering van boodschappen, waardoor het gemiddelde BTW-tarief van 10,5% zou moeten gelden.

Hof Amsterdam oordeelt dat de verkoop van de plastic draagtassen een zelfstandige prestatie is. De draagtas is een doel op zich voor de modale consument die geen draagtas bij zich heeft en deze ter plaatse koopt om daarin de boodschappen te vervoeren. Daarom kwalificeert de levering van de draagtas niet als een bijkomende prestatie. Hierdoor is de levering van de plastic draagtassen belast met 21% BTW. Het feit dat de klant een keuze heeft en afzonderlijk moet betalen voor de draagtas telt mee in de beoordeling of sprake is van een onzelfstandige nevenprestatie. X kan geen vertrouwen ontlenen aan paragraaf 4.1 van het Besluit Toelichting Tabel 1 (V-N 2017/48.18), omdat de plastic draagtas niet kwalificeert als een verpakking zoals bedoeld in dit besluit. X’ beroep is ongegrond.

Het mooie van de omzetbelasting is, dat het een spiegel is van de maatschappij. Onderstaande procedure bij de appelrechter gaat over de voldoening van omzetbelasting over het tijdvak 1/4/2019 t/m 30/6/2019. De vraag is of de verkoop door een supermarkt van de plastic draagtas van € 0,25 bij de boodschappen een zelfstandige prestatie (belast algemeen tarief OB) is of een samengestelde (belast met lager tarief OB).

Volgens het Hof heeft de rechtbank niet in strijd met jurisprudentie van het HvJ EU geoordeeld door de keuze om een draagtas te kopen en de afzonderlijke vergoeding daarvoor in haar oordeel betrekken of sprake is van een een onzelfstandige nevenprestatie. Als ik het goed begrijp, heeft belanghebbende meer gelezen in de aangedragen jurisprudentie, dan de bedoeling is. Belanghebbende lijkt ten onrechte ervan uit te gaan dat het criterium van de onzelfstandige nevenprestatie op zichzelf staat. Nevenprestaties delen juist het fiscale lot van de hoofdprestatie. Een prestatie moet als een nevenprestatie bij de hoofdprestatie worden beschouwd, wanneer zij voor de klanten geen doel op zich is, maar een middel om van de hoofddienst van de dienstverrichter optimaal te kunnen gebruikmaken. Aldus het HvJ EU.

CURIA – Documents (europa.eu)

Volgens het Hof kan daaruit niet worden afgeleid, zoals belanghebbende doet, dat keuze en afzonderlijke betaling niet mogen worden betrokken bij de beoordeling of sprake is van een onzelfstandige nevenprestatie. Belanghebbende verkoopt haar producten ook aan personen die géén plastic draagtas kopen. Voor de modale consument die geen draagtas bij zich heeft en deze ter plaatse koopt om daarin de boodschappen te vervoeren, is de aankoop van een draagtas ‘een doel op zich’. In dat geval kan de draagtas niet als een (onzelfstandige) bijkomende prestatie worden aangemerkt.

Verder is het beroep op het HvJ EU, die de draagtas aanmerkte als verpakking volgens een Europese richtlijn niet terecht, omdat daar de bescherming van het milieu voorop stond en niet het belasten van verbruik. EUR-Lex – 62001CJ0341 – EN – EUR-Lex (europa.eu)

Ook een beroep op het begrip verpakkingen van paragraaf 4.1 van het Besluit Toelichting Tabel I faalt, omdat daar wordt gedoeld op verpakkingen, waarin goederen worden verpakt en die voor de modale afnemer niet meer dan een onderdeel zijn van de producten die hij koopt. De plastic draagtassen vallen daar niet onder, omdat zij na koop juist géén goederen bevatten; alleen leeg kan de tas dienst doen als vervoermiddel. Daarin onderscheidt een bij aankoop gevuld krat (wel een verpakking) zich van een lege plastic draagtas (geen verpakking). De verkoop van de draagtas is dus een zelfstandige prestatie en dus belast met 21% OB. Aldus het Hof.

Gezien de datum van de uitspraak is er kennelijk geen cassatieberoep ingesteld. Dat is jammer, omdat de plastic draagtas vanaf 1-1-2016 een extra kostenpost is voor de consument en alle beetjes helpen, als het OB tarief daarop wordt verlaagd. Natuurlijk, het is een bijdrage aan de bescherming van het milieu om de consument te stimuleren geen plastic meer te gebruiken en een eigen draagtas mee te nemen. De boodschappentas uit de 60er jaren was zo gek nog niet. Maar mocht je toch een plastic tasje nodig hebben, dan is het gezeur richting de winkelier niet van de lucht. Dat heeft deze winkelier wellicht de stap naar de rechter doen zetten. Maar niet alleen deze winkelier; de gemachtigde vertegenwoordigt meerdere soortgelijke zaken. Misschien horen we er meer van.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *