Citaat Zig Zagler: “Honesty and integrity are by far the most important assets of an entrepreneur.” Zie mijn website jurisprudentiemeteenglimlach

Taxlive VNVandaag
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10-12-2024 (publicatie 20-12-2024) 23/120 ECLI:NL:GHARL:2024:7635

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHARL:2024:7635

De ouders van X exploiteren in VOF-verband een bloemenhandel. In 2016 treedt de dan 15-jarige X toe tot de VOF, terwijl hij nog de (voltijds)opleiding tot bloemist volgt. Aanvankelijk stelt X een winstaandeel te hebben gehad van € 1200. Na een boekenonderzoek zijn navorderingsaanslagen aan zijn ouders opgelegd (zie 23/121). X dient vervolgens een herziene IB-aangifte in. Hierin wordt een winstaandeel opgevoerd van € 12.000 en wordt zelfstandigen- en startersftrek geclaimd. Volgens Rechtbank Gelderland is X geen IB-ondernemer. De enkele inschrijving bij de Kamer van Koophandel is niet voldoende en uit niets blijkt dat X rechtstreeks was verbonden voor verbintenissen van de VOF. X stelt in hoger beroep primair dat hij vanuit zijn eenmanszaak diensten verrichtte voor de VOF, waarvoor hij € 1000 per maand factureerde.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt de werkzaamheden voor de VOF als ondernemer te hebben verricht. X had slechts één opdrachtgever en heeft geen enkele poging gedaan om meer opdrachtgevers te krijgen. De maandfacturen worden genegeerd. Ze zijn namelijk opgesteld met software van de gemachtigde van X en bevatten steeds het e-mailadres van een andere klant. Het is dus aannemelijk dat alle facturen achteraf en gelijktijdig door de gemachtigde zijn opgesteld en dat deze niet afzonderlijk na afloop van elke maand aan de VOF zijn overhandigd. De herziene aangifte kan niet leiden tot een lager belastbaar inkomen uit werk en woning. Het beroep van X is ongegrond.

Voor de volledigheid van de feiten moet de lezer niet alleen de uitspraak van het Hof, maar ook die van de rechtbank lezen. Overigens is het gegeven juridisch kader door de Rb (ro 14) over het IB ondernemerschap zeer actueel in het licht van de aanpak schijnzelfstandigheid per 1/1/25.

Belanghebbende is een 15jarige zoon, in 2016 afgestudeerd aan het VMBO, die in de bloemenzaak van zijn ouders een paar dagen in de week meewerkt. Voor een aantal maanden in 2016 heeft hij zich in de KvK ingeschreven als vennoot. Voor die periode heeft hij een beloning van 1200 euro ontvangen. En doet daarvoor aangifte IB 2016 voor een inkomen van 1032 euro met een nihilaanslag als resultaat. Na een boekenonderzoek over de VOF, worden de aangiften van de ouders gecorrigeerd. De aangifte van de zoon wordt met rust gelaten. Maar dan dient belanghebbende een herziene aangifte in als een verzoek om een ambtshalve vermindering. Nu niet als vennoot, maar als ondernemer die plots voor 12000 euro aan facturen heeft uitgeschreven aan de VOF en na de ondernemersaftrekken een inkomen overhoudt van 943. Die 12000 euro komt dan wel in mindering op het winstaandeel van de ouders, zodat de correctie teniet wordt gedaan. Het verzoek om vermindering wordt afgewezen, maar is voor bezwaar en beroep vatbaar. Tenslotte komt de casus voor de appelrechter. Anders dan de rechtbank kijkt het Hof niet naar de (on)zakelijkheid van de winstverdeling. Maar oordeelt, dat belanghebbende niet opereert als ondernemer:

– Belanghebbende had slechts één opdrachtgever, te weten de vof, en heeft geen enkele poging gedaan door acquisitie meer opdrachtgevers te verkrijgen.

– Het Hof acht aannemelijk dat alle facturen achteraf, gelijktijdig (via software gemachtigde) zijn opgesteld en dat deze niet afzonderlijk na afloop van elke maand waarover gefactureerd werd aan de vof zijn overhandigd.

– De facturen ondersteunen niet de verder niet door belanghebbende onderbouwde stelling dat, als er slecht verkocht werd, de vergoeding van € 1.000 per maand omlaag ging. Elke factuur gaat immers uit van een vast bedrag van € 1.000 per maand.

Daarom zijn de ondernemersaftrekken volgens het Hof niet van toepassing en is het inkomen niet lager dan eerder vastgesteld. Het verzoek is terecht afgewezen.

Maar wat betekent dit nu voor het vervolg? Zal de inspecteur navorderen bij belanghebbende? Immers, het Hof (anders dan de Rb) zegt niets over de realiteit van de 12000 als meewerkbeloning. Of toch wel met de laatste 2 gedachtestreepjes? Of gaat hij terug naar de ouders om te vragen of zij de correcties accepteren met in het achterhoofd het oordeel van de Rb? Met dreiging van valsheid in geschrifte?

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *