Waarom legt de RB niet uit waarom de inspecteur geen gelijk heeft?

Taxence 30/11/2021
Bron: Rechtbank Gelderland 1 november 2021 AWB 20/6881 (gepubliceerd 17 november 2021), ECLI:NL:RBGEL:2021:5807, https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGEL:2021:5807

Eiseres en haar echtgenoot vormen sinds 1994 een maatschap. Op 24 september 2015 sluiten de maten een overeenkomst, waarbij de oude maatschap met terugwerkende kracht naar 1 mei 2015 wordt ontbonden en vanaf diezelfde datum een nieuwe maatschap wordt opgericht. Beide maten brengen hun deelgerechtigdheid in het vermogen van de oude maatschap in, in de nieuwe maatschap. Daarnaast brengt de echtgenoot het economische eigendom van de tot zijn buitenvennootschappelijk vermogen behorende onroerende zaken in. Eiseres doet een beroep op de vrijstelling in artikel 15, eerste lid, onderdeel e van de Wet op de belastingen van rechtsverkeer.

Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een situatie dat de civielrechtelijke overeenkomst niet aansluit bij de economische werkelijkheid, zodat fiscale herkwalificatie niet aan de orde is. Verder is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van fraus legis, omdat niet is gehandeld in strijd met doel en strekking van de wet. Daarbij acht de rechtbank (vooral) van belang dat de inbreng van de onroerende zaken in dit geval niet voltooid is, omdat eiseres niet over haar aandeel in de onroerende zaken kan beschikken. Beroep gegrond.

Opmerking

Bij overeenkomst van de nieuwe maatschap verkrijgt eiser na inbreng van de onroerende zaken van haar medevennoot het economische eigendom van 1%. Eiser verzoekt vrijstelling van de Ovb over de verkrijging hiervan. De inspecteur ziet de facto – ondanks de overeenkomsten – een voortzetting van dezelfde onderneming door dezelfde maatschap en dezelfde maten, onder vrijwel dezelfde omstandigheden. De juridische werkelijkheid moet dan wijken voor de economische (fiscale) werkelijkheid. Er is geen sprake van inbreng van een onderneming die vrijgesteld is op grond van de wet volgens de inspecteur. Dus de verkrijging is belast. Volgens de rechtbank is de toets van het oogmerk van belang. Het verhaal van eiser op de zitting overtuigt de rechtbank dat er wel degelijk het oogmerk bestond de samenwerking opnieuw vorm te geven. Dat blijkt onder meer uit de winstverdeling, die tussen de contractspartijen is veranderd. Ook blijkt uit oude parlementaire historie over de registratiewet, dat een onvoltooide inbreng onder de vrijstelling valt. Dus gewoon aansluiten bij de overeenkomsten. Eiser krijgt dan gelijk.

Maar de RB had hier toch ook duidelijk moeten maken, waarom de inspecteur geen gelijk krijgt. Mogelijk, dat de inspecteur hoger beroep instelt. Immers, dan krijgt de inspecteur een herkansing om ook een pakkend verhaal op de zitting te vertellen. Maar ook om voor te leggen de vraag of die oude parlementaire historie niet te oud is.

Overigens is de vraag wat voor gevolg deze uitspraak heeft voor de balanspositie van de onroerende zaken voor de inkomstenbelasting. Waarde economische verkeer of niet?

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *