Citaat Warren Buffett: ”Geld is niet alles. Zorg ervoor dat je veel verdient voordat je zulke onzin uitspreekt.”

Taxlive 5/10/22 VNVandaag 4/10/22
Hoge Raad 30-09-2022 21/05018 ECLI:NL:HR:2022:1348

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2022:1348

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2021:2360

Samenvatting

X is fiscaal partner van A. In geschil is of X terecht giftenaftrek claimt voor de (loon)belasting die zij en A in 2014, 2016 en 2017 hebben betaald. Volgens Rechtbank Den Haag is het betalen van belasting geen vrijgevigheid, maar een wettelijke verplichting. X stelt in hoger beroep dat de zetel van de Nederlandse regering gedurende 1940-1945 ongrondwettig buiten het Rijk was gevestigd, wat niet zonder gevolgen kan blijven.

Hof Den Haag (V-N 2022/7.1.3) oordeelt dat de raadsheren bevoegd zijn om in deze zaak recht te spreken. X’ stelling over de plaats van de zetel van de regering tijdens WOII brengt volgens X mee, zo begrijpt het hof, dat de raadsheren van het hof onbevoegd zijn om in zijn zaak recht te spreken. Naar het oordeel van het hof heeft X met wat hij heeft aangevoerd deze opvatting, wat daarvan verder ook zij, niet onderbouwd. Voorts vindt zij geen steun in het recht. Het hoger beroep is ontvangen op 6 april 2021, terwijl dit uiterlijk op 16 maart 2021 ter post had moeten zijn bezorgd en uiterlijk op 23 maart 2021 had moeten zijn ontvangen. Het beroep van X is daarom niet-ontvankelijk. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

Opmerking

Onzin

Op straat zeg je tegen jouw gesprekspartner gewoon, dat het onzin is, als in jouw ogen niet terzake doende argumenten worden gebruikt. Belanghebbende neemt in deze casus volgens het Hof het standpunt in, dat “de beslissing om de zetel van de regering gedurende de oorlogsjaren 1940-1945 buiten het Rijk te vestigen een ongrondwettige daad is geweest die niet zonder gevolgen kan. Verder voert hij aan dat de Nederlandse Staat is ingeschreven als bedrijf.” Het standpunt van belanghebbende vertaalt het Hof in, dat “de raadsheren van het Hof onbevoegd zijn om in belanghebbendes zaak recht te spreken”. Het hof pareert dit netjes door te oordelen in ro 5.2, dat “belanghebbende met wat hij heeft aangevoerd – wat daar verder ook van zij – deze opvatting niet onderbouwd. Voorts vindt zij geen steun in het recht.” Met de tussenzin “wat daar verder ook van zij” wil het Hof in straattaal zeggen: onzin.

Het Hof moest wel op deze stelling ingaan, omdat het anders ook niet zou kunnen oordelen, dat het hoger beroep niet ontvankelijk is. Belanghebbende heeft niet aan de bewijslast kunnen voldoen, nu het beroepschrift na de termijn is ontvangen. Tja, dan helpt het niet als de postzegel ook nog eens ontbreekt. De Hoge Raad oordeelt in veel gevallen, dat de klacht niet tot cassatie kan leiden en niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (art 81 RO). Maar in dit geval Hoge Raad oordeelt zelfs, dat het beroep in cassatie niet ontvankelijk is, omdat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen (art 80a RO). Daarmee wordt niet alleen de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep bevestigd, maar wordt ook het ‘onzin’ standpunt van belanghebbende impliciet door de Hoge Raad bevestigd.

Kerkbelasting

Toch is het wel jammer, dat het hoofdpunt van belanghebbende daardoor niet is behandeld, namelijk de aftrek van loonheffing als gift in de zin van art 6:33 IB. De rechtbank heeft dit standpunt van tafel geveegd door te wijzen op jurisprudentie van enkele Hoven, waarbij de Hoge Raad art 80a RO resp. art 81 RO niet ontvankelijk danwel ongegrond heeft verklaard. Maar de rechtbank gaat verder door te wijzen op de wetsgeschiedenis van de voorloper van art 6:33 IB namelijk art 47 IB. Uit deze wetsgeschiedenis blijkt immers dat de wetgever met de woorden ‘verplichte bijdragen’ niet uit de wet voortvloeiende belastingschulden op het oog had (zie Kamerstukken II 1989/90, 21335, nr. 3, blz. 2-3). De rechtbank is van oordeel dat voornoemde wetsgeschiedenis ook voor de huidige toepassing van artikel 6.33, aanhef en onder a, van de Wet IB 2001 haar geldigheid heeft behouden. Verweerder heeft dan ook terecht de giftenaftrek geweigerd.” Aldus de rechtbank.

Loonheffing als gift aftrekbaar?

In die wetsgeschiedenis is alleen de kerkbelasting in beschouwing genomen als verplichte bijdrage “welke, zonder uitdrukkelijke bepaling, niet voor aftrek als gift in aanmerking zouden kunnen komen.” De verplichting van de kerkbelasting ligt in lijn met een vrijwillige donatie aan een kerkgemeenschap. A contrario zou je kunnen zeggen, dat nu niet over andere belastingen is gerept deze ook niet als uitzonderingspositie kunnen opteren voor aftrek. Maar dat is dus ook de rechtsvraag, die belanghebbende voorlegt. Dat een loonheffing als een verplichting moet worden gezien, is naar mijn mening duidelijk. Maar staat daar een op geld waardeerbare tegenprestatie tegenover? En zo ja, hoe bepaal je dat dan?

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *