Citaat Seneca: “Het is niet verkeerd, van beleid te veranderen als de omstandigheden veranderd zijn”

Taxlive 11/4/23 VNVandaag 12/4/23
Bron: Gerechtshof Amsterdam 21-03-2023 (publicatie 05-04-2023 22/00326 ECLI:NL:GHAMS:2023:775

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:GHAMS:2023:775

Samenvatting

X geeft in haar aangifte IB/PVV 2016 een belastbaar bedrag aan van € 26.230 aan brengt daarbij € 2105 aan specifieke zorgkosten in aftrek. Conform de aangifte is aan X een voorlopige aanslag opgelegd met een bedrag aan verschuldigde IB/PVV van € 2445. De inspecteur wijkt vervolgens van de aangifte af en laat de specifieke zorgkosten slechts voor € 1482 in aftrek toe. Het definitieve aanslagbiljet van X vermeldt een bedrag aan verschuldigde IB/PVV van € 2676 en een te betalen bedrag van € 167. X betoogt dat het correctiebeleid van de Belastingdienst meebrengt dat de aanslag dient te worden vastgesteld conform de aangifte.

Hof Amsterdam oordeelt dat een redelijke uitleg van het correctiebeleid meebrengt dat een van de aangifte afwijkende aanslag niet zal worden opgelegd, als de met de correctie gemoeide belasting minder dan € 225 bedraagt. Anders dan de rechtbank overweegt het hof dat een redelijke uitleg van het beleid meebrengt dat dit niet anders wordt als de inkomenscorrectie meer dan € 500 beloopt.

Opmerking

Gezien het geringe belastingbedrag van 167 euro, waarover wordt geprocedeerd staan de toegewezen kosten aan proceskosten van 4481 euro en griffiekosten van 136 euro hier wel schril tegenover. Het gecorrigeerde bedrag is daarbij 623 euro. Het moet dus gaan om een principe zaak voor de inspecteur. Immers, het bedrag van 167 euro is minder dan het bedrag van 225 euro, waar beneden de inspecteur normaal gesproken geen aanslag oplegt vanwege zijn eigen correctiebeleid. Een beleid die reeds lang openbaar is. Doelmatigheid speelt daar een rol: het voorkomen van irritatie bij de burger én te hoge administratie kosten voor de Belastingdienst. In dat beleid staat nog, dat er een inkomenscorrectie is van 500 euro. Dat het bedrag van 225 (belasting) en 500 (correctie) gerelateerd zijn aan elkaar wordt duidelijk bij het beleid bij navordering: het te hanteren bedrag bedraagt € 450 (c.q. € 1.000 inkomen).

De inspecteur gesteund door de rechtbank meent, dat bij een correctie van meer dan 500 het terecht is, dat toch een aanslag van minder dan 225 mag worden vastgesteld. Het Hof ziet dat anders. Een redelijke uitleg van het correctiebeleid is, dat altijd aangesloten wordt bij het het belastingbedrag van 225: een bedrag minder wordt niet vastgesteld. Maar de inspecteur mag het inkomen altijd corrigeren, ook al is deze meer dan 500 (eventueel in het verlies).

Dat lijkt mij logisch. Immers, het belastingbedrag is waar het om te doen is in het correctiebeleid. Niet de inkomenscorrectie. De inspecteur gaat te ver. Het lijkt verstandig, dat de stas of het Hof overneemt in haar beleid of het beleid aanpast aan de Rechtbank. Voor het vervolg en zeker gezien het bedrag moet je de Hoge Raad er niet mee lastigvallen.

Dit brengt mij er toch weer toe de vraag te stellen, waarom een tweede feitelijke instantie in hemelsnaam (nog) nodig is. De feiten zijn duidelijk, de rechtstoepassing is anders. Maar de appelrechter heeft het laatste woord. Waarom?

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *