
Citaat Cicero: “De natuur heeft ons niet gegeven, enige grens te kennen.”
Taxlive 11/3/25 VNVandaag 10/3/25
Bron: Rechtbank Noord-Holland 30-01-2025 (publicatie 10-03-2025) 24/582 ECLI:NL:RBNHO:2025:1038
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBNHO:2025:1038
Samenvatting
X dient op 16 september 2022 de aangifte IB/PVV 2021 in. De primitieve aanslag wordt op 28 december 2022 vastgesteld op een belastbaar inkomen van € 25.076. Op 9 februari 2023 dient X een herziene aangifte in, waarin het belastbaar inkomen wordt verhoogd naar € 26.648. De Belastingdienst beschouwt deze herziene aangifte als een verzoek om navordering en legt op 1 april 2023 een navorderingsaanslag op. X maakt bezwaar tegen deze navorderingsaanslag, waarna de Belastingdienst het belastbaar inkomen vermindert tot € 25.531. X stelt beroep in tegen de uitspraak op bezwaar en verzoekt tevens om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. In geschil is of het correctiebeleid van de Belastingdienst van toepassing is op de navorderingsaanslag en of X recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het correctiebeleid niet van toepassing is wanneer de belastingplichtige zelf om navordering verzoekt. De rechtbank stelt dat er geen sprake kan zijn van een overschrijding van de irritatiegrens, omdat X zelf de initiële stap heeft gezet die tot navordering heeft geleid. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat X geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat er geen sprake is van een onrechtmatigheid aan de kant van de Belastingdienst. De navorderingsaanslag is opgelegd conform de door X ingediende herziene aangifte, waardoor de Belastingdienst niet in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.
Opmerking
De belastingdienst kan een aangifte IB corrigeren bij aanslagregeling of bij navordering. De hogere aanslagen worden opgelegd, als zij hoger zijn dan een bepaald bedrag. Voor de aanslag is dat 225 euro; voor de navorderingsaanslag 450 euro. De reden is de veronderstelling, dat geringe bedragen tot irritaties leiden en de vrijwillige voldoening van de fiscale verplichtingen kan belemmeren. Daar kan je anders over denken. Immers, als de aangifte gelijk goed zou zijn, dan zou je het ‘cadeautje’ niet krijgen.
Als je een herziene aangifte indient die een hoger belastbaar inkomen aangeeft dan de eerste aangifte, dan ziet de belastingdienst dat impliciet als een verzoek tot navordering, zoals in onderstaande procedure over het jaar IB 2021. De navorderingsaanslag is hoger dan de irritatiegrens, maar zakt daaronder na bezwaar. Tja, en dan hoeft belanghebbende niet te betalen. Niet dus volgens de rechtbank, omdat het om een verzoek om navordering gaat. Belanghebbende is daar niet minder geïrriteerd door, maar hij zal het ermee moeten doen. Tenzij de appelrechter er anders over denkt en dat is niet ondenkbaar.
Of de uitspraak is onvolledig of de rechtbank heeft een fout gemaakt in haar oordeel over de bezwaarkostenvergoeding. De grief van belanghebbende is, dat het bezwaar tegen de navorderingsaanslag is veroorzaakt door onzorgvuldigheid van de inspecteur. Maar wat die onzorgvuldigheid is vermeldt de uitspraak is. Kennelijk vindt de rechtbank dat ook niet nodig, omdat de navorderingsaanslag conform de herziene aangifte is opgelegd en dus rechtmatig. Maar volgens mij stelt belanghebbende dát nu juist ter discussie. De aanslag is na bezwaar kennelijk wel verminderd. Een vreemde overweging van de rechtbank.
Ricky Turpijn