Citaat J van Reen: “Pensioen: fase tussen werk en zerk”

Taxlive 8/11/22 VNVandaag 7/11/22
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25-10-2022 (publicatie 04-11-2022) 21/00859 t/m 21/00861

https://www.taxlive.nl/nl/documenten/vn-vandaag/niet-uitgekeerd-pensioen-toch-belast-1/

Samenvatting

X heeft recht op een ouderdomspensioen van € 95.124 per jaar van zijn bv. X heeft ultimo 2015 leningen bij de bv van € 1.220.920 en een rekening-courantschuld van € 978.481. Vanaf 1 juli 2014 is de uitbetaling van de pensioenuitkering door de bv beperkt tot € 46.680 per jaar. Na een boekenonderzoek bij de bv in 2018 is geconcludeerd dat deze verlaging niet voldoet aan de voorwaarden van het besluit van 18 maart 2013, BLKB2013/27M (BNB 2013/135, V-N 2013/17.14). De inspecteur legt IB-navorderingsaanslagen 2015 – 2017 op waarbij hij het niet uitgekeerde gedeelte van de pensioenuitkering van (€ 95.124 -/- € 46.680 =) € 48.444 per jaar belast. Volgens X is afgesproken dat de helft van het pensioen renteloos schuldig wordt gebleven.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat is afgesproken dat het pensioen renteloos schuldig wordt gebleven. Indien de afspraak is gemaakt na het tijdstip waarop de uitkeringen vorderbaar en inbaar werden, zijn de uitkeringen al genoten en kan een dergelijke afspraak dat niet ongedaan maken. Als de afspraak wel tijdig is gemaakt, is het pensioen in zoverre op een ongebruikelijk tijdstip genoten. Daar wordt dan geen rekening mee gehouden. Verder verwerpt het hof de stelling van X dat de vordering van de bv op hem waardeloos is en dat verrekening van de pensioentermijnen met deze vordering niet leidt tot een vermogensverschuiving en dat daarom de niet betaalde uitkering niet wordt genoten. Het hof wijst erop dat verrekening ertoe leidt dat X wordt bevrijd van een schuld en in zoverre wel wordt verrijkt. De vordering van de bv op X is daarom ook niet waardeloos. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Opmerking

In deze uitspraak oordeelt het Hof over een veelvoorkomende situatie. Een directeur-grootaandeelhouder (dga) geniet een pensioenuitkering van zijn eigen BV van zo’n 95.000 euro. Maar heeft in de voorgaande jaren ook een megaschuld opgebouwd bij zijn BV van 2,2 mln euro. Het staat niet in de uitspraak, maar wellicht is dat de reden dat de dga in de loop van de tijd afziet van 50% van het pensioen. In beginsel moet over die niet uitgekeerde helft gewoon inkomstenbelasting betaald worden. Dat is anders, als de BV geen geld meer heeft en dreigt failliet te gaan. Dat is hier niet het geval en de inspecteur komt daar achter na een onderzoek over de jaren 2015 t/m 2017. Dus moet over de helft van het pensioen alsnog inkomstenbelasting worden betaald.

De zaak belandt uiteindelijk voor het Hof. Het draait om de begrippen vorderbaar en inbaar. Het Hof worstelt zich door een batterij aan argumenten. Dat de BV geen geld meer zou hebben is niet belangrijk: immers, vanuit de dga bezien kan het pensioen worden uitgekeerd door verrekening met de megavordering die de BV heeft op de dga. Dat er geen genietingsmoment zou zijn veegt het Hof ook van tafel, nu door de onderlinge verrekening zowel de dga als zijn BV (deels) bevrijd worden van een schuld en zij daarmee worden verrijkt. Tevergeefs zoekt de dga nog hulp in het civiele recht om een dergelijke verrekening te verhinderen. Maar die verhindering geldt voor zijn BV als voormalige werkgever en niet voor de dga als voormalige werknemer. Ook een onjuiste verwijzing naar jurisprudentie en het beroep op afstempeling van het pensioen vanwege een beleggingsverlies van de BV vinden geen gehoor bij het Hof. Het meest interessante is het meeliften van de dga op de Box3 problematiek. Althans, het beroep van belastingplichtige op een schending van een grondrecht, namelijk het mensenrecht op ongestoord genot van eigendom. En dat is als er sprake is van een individuele en buitensporige last. Belastingplichtige wijst op zijn belabberde financiële situatie. De nu alsnog te betalen inkomstenbelasting is zo’n last. Wat daar ook van zij, het Hof wijst op het ontstaan van die situatie: veel geleend van de BV in het verleden en nu moet het pensioen dienen voor aflossing. De last is geen schending van een grondrecht zoals hiervoor bedoeld. Je hoort het Hof bijna denken: eigen schuld, dikke bult.

Al met al zijn de (navorderings)aanslagen 2015 t/m 2017 terecht opgelegd volgens het Hof. Mogelijk, dat belastingplichtige – als zijn financiën en zijn leeftijd (79 jaar) het toelaten – de Hoge Raad nog wil horen. Als belastingplichtige het pensioen van het ABP zou hebben genoten, dan zou er geen haar op zijn hoofd hebben gedacht om van het pensioen af te zien. Ook nu belastingplichtige en zijn pensioenBV vestzak-broekzak zijn, mag dat niet anders zijn.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *