Citaat Levi Weemoedt: “Is er nog hoop ? Ja, een hoop ellende”
Taxlive 23/6/23 VNVandaag 23/6/23
Bron: Hoge Raad 23-06-2023 22/02655 ECLI:NL:HR:2023:952
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:HR:2023:952
Samenvatting
X is rechthebbende tot een appartementsrecht. In verband met het lidmaatschap van de vereniging van eigenaren van het appartementencomplex, betaalt X maandelijks een bedrag aan servicekosten aan de VVE. In geschil is of het aandeel van X in het reservefonds van de VVE (€ 9.408) tot de rendementsgrondslag van de box 3-heffing behoort. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 13 augustus 2010 (09/00181, V-N 2010/37.17), dat de inspecteur de aanspraak van X op een deel van het eigen vermogen van de VVE dat is gevormd voor het toekomstig onderhoud van het appartementencomplex terecht in de rendementsgrondslag van box 3 heeft begrepen. X gaat in cassatie en stelt daarbij dat het hof ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de tussentijdse wijziging van art. 5:126 lid 1 BW. Met deze bepaling is het vormen en in stand houden van een reservefonds een wettelijke verplichting geworden.
De Hoge Raad oordeelt dat de wijziging van art. 5:126 lid 1 BW geen verandering heeft gebracht in de aard van het reservefonds als vermogensrecht in de zin van art. 5.3 lid 2 onderdeel letter f Wet IB 2001. Ook heeft het geen gevolgen voor de wijze waarop de waarde in het economische verkeer van dat vermogensrecht moet worden bepaald. Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk dat met de wijziging van art. 5:126 BW niet is beoogd een aandeel in het reservefonds niet langer tot de rendementsgrondslag van box 3 te rekenen. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.
Opmerking
De Hoge Raad op 13/8/2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7268, heeft geoordeeld, dat het lidmaatschap van een VvE dient te worden aangemerkt als een vermogensrecht, dat op grond van artikel 5.3, lid 2, letter f, Wet IB 2001 bij het bepalen van de rendementsgrondslag van box 3 als bezitting in aanmerking wordt genomen voor de waarde die in het economische verkeer aan dat recht wordt toegekend.
Belastingplichtige was in onderstaande procedure van mening, dat de wijziging van artikel 5:126, lid 1 BW, waarbij het vormen en in stand houden van een reservefonds een wettelijke verplichting is geworden, verandering heeft gebracht in de aard van dat reservefonds als vermogensrecht in de zin van artikel 5.3, lid 2, letter f, Wet IB 2001 en in de wijze waarop de waarde in het economische verkeer van dat vermogensrecht moet worden bepaald. In dit geval is de waarde nihil.
Net zoals het Hof denkt de Hoge Raad daar anders over. Uit de wetsgeschiedenis bij de Wet verbetering functioneren van eigenaars heeft de wetgever met de wijziging van artikel 5:126 BW niet beoogd een aandeel in het reservefonds niet langer tot de rendementsgrondslag van box 3 te rekenen. En bevestigt daarmee haar arrest van 13/8/2010.
Mocht ik hoop hebben gehad, dat het arrest van 13/8/2010 een misser is geweest, dan is dat bij dit arrest van tafel geveegd.
Ricky Turpijn