Citaat Arnold Schwarzenegger: “Falen is geen optie. Iedereen moet slagen.”

https://kennisgroepen.belastingdienst.nl/publicaties/kg02320245-toepassing-deelnemingsvrijstelling-op-voordelen-optierecht-met-geleidelijke-uitoefeningsmogelijkheid

Een voor de Vpb specialist relevant antwoord van de kennisgroep op de vraag of de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op voordelen uit hoofde van het verkregen optierecht met geleidelijke uitoefeningsmogelijkheid. Dit betekent dat belastingplichtige pas na een x-aantal maanden een belang van ten minste 5%, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2 letter a Vpb. Een situatie, waarvan ik mij kan voorstellen, dat die bij private equity voorkomt.

De kennisgroep is van mening, dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is vanaf het moment dat uitoefening van het optierecht contractueel mogelijk is en die uitoefening leidt tot een aandelenbelang dat als deelneming aangemerkt kan worden en niet eerder.

Het is denkbaar, dat de inspecteur in de clinch ligt met de belastingplichtige en daarom de vraag aan de kennisgroep heeft voorgelegd. Maar dat wordt in de inleiding niet duidelijk gemaakt en wat dan de zienswijze van de belastingplichtige is. Nou lijkt het een soort quiz á la het Amerikaanse Jeopardy: hoe luidt de zienswijze waar dit standpunt het gevolg van is? Die zienswijze zou kunnen zijn, dat het moment van afsluiten van het optiecontract op 5% van de aandelen de juridische verplichting tot accepteren van de uitoefening ontstaat en dat de vaststaande uitoefenmomenten gespreid over een langere tijd slechts een leveringskwestie is. Immers, het belang zou al bij het aangaan van het optiecontract zijn afgesplitst conform het falconsarrest. https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2002:AD8488

En wellicht wordt belastingplichtige daarbij gesteund door HR 23/9/2016 ro 2.4.3. “Indien een belastingplichtige een pakket aandelen wenst te verwerven dat bij verkrijging een deelneming in de zin van artikel 13 van de Wet vormt, zal bij hem pas sprake zijn van een als bedrijfsmiddel aan te merken deelneming nadat een overeenkomst is gesloten waarbij de wederpartij zich heeft verplicht de aandelen aan hem te leveren en waarbij hij zich heeft verplicht de op verwerving van die aandelen gerichte tegenprestatie(s) te leveren.” https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2016:2124

Maar goed, het blijft giswerk wat de belastingplichtige heeft gedacht.

Maar de onderbouwing door de kennisgroep is ook niet sterk. Via bekende jurisprudentie en tenslotte het besluit van de stas komt de kennisgroep tot tot haar standpunt. Uit de aangehaalde arresten blijkt alleen, dat optierechten op nog niet uitgegeven aandelen onder de deelnemingsvrijstelling kunnen vallen. Ook het besluit zegt niet meer, dan dat het Falconsarrest niet mee brengt, dat de kwalificerende optierechten als een deelneming worden aangemerkt. Een terechte opmerking, maar de uitoefening van die optierechten dus wel. En volgens belastingplichtige zelfs bij een gespreide uitoefening.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *