Lagere rechter opent de weg naar ambtshalve vermindering van Box3 2017
Taxlive 14/2/2022
Bron: Rb. Noord-Holland, 07-01-2022, (publicatie 08/02/2022) nr. HAA 20/1920 ECLI:NL:RBNHO:2022:867
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2022:867
Samenvatting
Beroep gegrond. Vermogensrendementsheffing in casu strijdig met art. 1 EP en 14 EVRM.
X is woonachtig in Nederland en heeft een box 3 vermogen van € 872.796. Op basis van het fictieve rendement heeft X een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 38.853. Het daadwerkelijk rendement op het vermogen is echter € 9.516. X is van mening dat, nu het daadwerkelijke rendement significant lager is dan het fictieve rendement, er sprake is van een buitensporige last en van strijdigheid met art. 14 EVRM en art. 1 Eerste Protocol. De inspecteur stelt dat op basis van de wet er geen mogelijkheid is om uit te gaan van het werkelijke rendement in plaats van het fictieve rendement.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het berekenen van het belastbaar inkomen op basis van het fictieve rendement een buitensporige last vormt. De rechtbank vermindert het belastbaar inkomen voor box 3 tot het werkelijke rendement op het vermogen van X.
Opmerking
Een opmerkelijke uitspraak van de meelevende rechtbank (rechter De Soeten). Opmerkelijk, omdat het bezwaar te laat is ingediend en dus niet ontvankelijk is. Maar de rechter komt eiser toch tegemoet in zijn grief verwijzend naar het arrrest van de Hoge Raad van 24/12/2022. Dit kan de opmaat zijn voor een golf van verzoeken om een ambtshalve vermindering van de vermogensrendementsheffing Box3 vanaf 2017. Niet in het minst door een verzoek van mijzelf.
Het is bekend, dat er massaal en individueel bezwaar is ingediend tegen de Box3 heffing. Het geschil heeft de Hoge Raad in haar arrest van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963 beëindigd.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2021:1963
Vanwege strijd met het Europese verdrag van de rechten van de mens (het recht op ongestoord genot van eigendom) heeft de Hoge Raad anders dan eerder het terugverwijzen naar de wetgever zelf rechtsherstel geboden (art 1 EP en art 14 EHRM).
https://wetten.overheid.nl/BWBV0001000/2021-08-01
Niet langer kan worden volstaan met de constatering van de schending of een onderzoek naar een individuele buitensporige last aldus de Hoge Raad. Hoe de geconstateerde schending van het recht op ongestoord genot van eigendom valt op te heffen, is volgens de Hoge Raad niet binnen de wet voorhanden. Het formuleren van een daartoe geschikte rechtsregel en de in dat verband te maken keuzes dient de Hoge Raad, gelet op de te dezen geboden terughoudendheid, aan de wetgever over te laten. Rechtsherstel is geboden door slechts belastingheffing toe te staan over het werkelijk rendement op. Over compensatie van belastingplichtigen die geen bezwaar hebben aangetekend laat staatssecretaris Van Rij als onderdeel van een groter plan nog zijn gedachten gaan. Voor 1 april as komt hij met een plan.
Rechter De Soeten in casu wacht daar niet op. De situatie van belastingplichtige wordt aangemerkt als in strijd met het Europese verdrag van de rechten van de mens met verwijzing naar de overwegingen van de Hoge Raad. De rechter biedt eveneens de Hoge Raad rechtsherstel door het werkelijk rendement te belasten.
De overige grieven van eiser behoeven geen behandeling meer. Die overige grieven zijn in de gedingstukken te vinden. Die zijn echter niet gepubliceerd. Eiser heeft zijn zin gekregen.
Maar wat doet de inspecteur? Gaat hij in hoger beroep? Daar heeft hij formeel nog een kleine 2 weken de tijd voor. Koortsachtig overleg met het Min van Fin zal plaatsvinden. Zowel over de inhoud als over het formele recht. Immers, in feite is er sprake van een niet ontvankelijk bezwaar. Opmerkelijk genoeg doet de rechter daar geen uitspraak over. Het dictum is eigenlijk een ambtshalve vermindering, die niet op het bordje van de fiscale rechter, maar die van de civiele rechter ligt. Is er wel een rechtsingang voor het hoger beroep?
Maar ik denk, dat de inspecteur het ‘verlies’ in deze zaak neemt, omdat het resultaat in lijn ligt met de visie van de Hoge Raad. Daarbij mijdt de inspecteur de discussie over de wijze van het rechtsherstel van de rechter. Die ligt namelijk nu bij de staatssecretaris.
Nagekomen: de inspecteur is in hoger beroep gegaan
Ricky Turpijn