Citaat Aletta Jacobs: “De vraag naar recht eist gevoel van plicht”
Taxlive 20/5/2022
HR wijst belplichtigen op mogelijkheid om rechtsherstel te verkrijgen voor box 3-heffing
Bron: Hoge Raad 20-05-2022 (publicatie 20-05-2022) 21/03587 ECLI:NL:HR:2022:718
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2022:718
Samenvatting
X is het niet eens met de box-3 heffing voor de jaren 2017 en 2018. De box 3-heffing is namelijk hoger dan het werkelijke door hem behaalde rendement. X stelt dat sprake is van een individuele en buitensporige last. Hij is van mening dat de belastingheffing moet worden beperkt tot 30% van het werkelijk gerealiseerde rendement. Hof Den Haag oordeelt dat er, mede gezien de inkomens- en vermogenspositie van X, geen sprake is van een individuele en buitensporige last. X heeft namelijk niet een zodanig laag inkomen dat hij op zijn vermogen moet interen om de box 3-heffing te voldoen. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat hij in deze cassatieprocedure geen rechtsherstel aan X kan bieden in verband met de box 3-heffing. De Hoge Raad wijst daarbij op de te volgen route in verband met de collectieve uitspraak van de staatssecretaris van 4 februari 2022 (V-N 2022/8.3). Deze route houdt in dat de inspecteur binnen zes maanden in de individuele gevallen de aanslagen moet verminderen. Omdat daartegen geen beroep mogelijk is, moet de belastingplichtige die het niet eens is met de vermindering een verzoek om ambtshalve (verdere) vermindering doen. Tegen een eventuele afwijzing van dit verzoek staat dan wel weer een rechtsgang open. Vervolgens gaat de Hoge Raad nog in op de te volgen route wanneer het bezwaar is gesplitst in een massaalbezwaarvraag en een individueel bezwaar. Daarbij nuanceert de Hoge Raad zijn arrest van 2 juli 2021 (nr. 20/03092, V-N 2021/29.8). Het beroep in cassatie wordt ongegrond verklaard.
Geen rechtsherstel voor belastingplichtige die te laat bezwaar maakt tegen box 3-heffing
Bron: Hoge Raad 20-05-2022 (publicatie 20-05-2022) 21/04407 ECLI:NL:HR:2022:720
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2022:720
Samenvatting
X geeft in zijn IB-aangiften 2015-2018 box 1 en box 3-inkomen aan. De inspecteur stelt de belastbare inkomens uit sparen en beleggen vast overeenkomstig de aangiften van X. X is het niet eens met de box 3-heffing. Hij stelt dat deze heffing moeten worden beperkt tot 30% van het in deze jaren daadwerkelijk genoten rendement. Omdat X de bezwaren buiten de bezwaartermijn heeft ingediend, verklaart de inspecteur de bezwaren niet-ontvankelijk. Vervolgens merkt hij de bezwaarschriften aan als verzoeken tot ambtshalve vermindering en wijst die verzoeken af. Hof Den Haag beslist dat de box 3-heffing in de jaren 2015 en 2016 op stelselniveau in strijd is met art. 1 EP EVRM. De box 3-heffing in de jaren 2017 en 2018 is in strijd met het discriminatieverbod van art. 14 EVRM, in verbinding met artikel 1 EP. Er is echter geen reden voor het hof om zelf in te grijpen. Verder maakt X niet aannemelijk dat hij wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht geen ambtshalve vermindering heeft verleend voor de IB-aanslagen 2017 en 2018. De gestelde onjuistheid van deze aanslagen volgt namelijk uit nieuwe jurisprudentie. Daarbij is dan van belang dat de minister na het Kerstarrest (Hoge Raad, 24 december 2021, nr. 21/01243, V-N 2022/2.3) niet bekend heeft gemaakt dat ten aanzien van onherroepelijk geworden aanslagen kan worden afgeweken van de in art. 45aa Uitv.reg. IB 2001 opgenomen voorwaarde over nieuwe jurisprudentie. De mogelijkheid van ambtshalve vermindering ontneemt aan de IB-aanslagen 2017-2018 niet het definitieve karakter.
Opmerking
In zaaknummer 21/03587 heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende gesplitst in een deel dat betrekking heeft op de massaalbezwaarprocedure (de massaalbezwaarvraag) en een deel dat betrekking heeft op de vraag of de box 3-heffing voor belanghebbende een individuele buitensporige last vormt (het individuele bezwaar) en heeft voor beide jaren het individuele bezwaar ongegrond verklaard.
Belangrijker voor de niet of te late bezwaarindieners is zaaknummer 21/04407. Die krijgen dus geen rechtsherstel voor de jaren 2017 en 2018 (en later). Althans, op basis van het Kerstarrest van 24/12/2021.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2021:1963
Maar naar mijn mening heeft de Hoge Raad zich nog niet uitgelaten over de vondst van RB Rechtbank Zeeland-West-Brabant 07-04-2022 AWB 20/9607 en 20/9608 ECLI:NL:RBZWB:2022:1814 voor rechtsherstel voor de jaren 2017 en 2018. Namelijk de verwijzing naar het arrest van 14 juni 2019, nr. 17/05606, waarmee geen inbreuk wordt gemaakt op het Kerst arrest van 24/12/2021.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2019:816
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2022:1814
Ricky Turpijn