Citaat Johan Cruijff: “Ik maak eigenlijk zelden fouten, want ik heb moeite me te vergissen”

Taxlive 27/2/24 VNVandaag 26/2/24
Bron: Hoge Raad 23-02-2024 22/00904 ECLI:NL:HR:2024:282

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2024:282

ECLI:NL:GHARL:2022:716, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21/00114 (rechtspraak.nl)

X houdt aandelen in A bv en is vennoot in een vof met zijn zoon. De bv is eigenaar van een NSW-landgoed. Op grond van art. 10.9 Wet IB 2001 wordt A bv beschouwd als fiscaal transparant en vormen de bedrijfsgebouwen voor X buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen. Vanaf 1 januari 2010 is A bv niet langer meer fiscaal transparant. Desondanks rekent X de bedrijfsgebouwen nog steeds tot zijn ondernemingsvermogen. In verband met de staking van zijn onderneming in 2011 neemt X in zijn IB-aangifte 2011 voor de bedrijfsgebouwen een stakingswinst in aanmerking. In 2017 wordt een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2012 gedaan, waarin wordt gesteld dat de stakingswinst in 2010 in aanmerking moet worden genomen en deze fout in 2012, het oudste jaar waarin nog ambtshalve kan worden verminderd, moet worden hersteld.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/22.1.1) oordeelt dat er geen reden is om de foutenleer toe te passen in een jaar na 2011. In 2010 is weliswaar een onjuistheid begaan, maar van een fout die doorwerkt in de balanswaardering, is door het ontbreken van een balanspost per eind 2011 geen sprake. X heeft de bedrijfsgebouwen ten onrechte op zijn balans per eind 2010 geactiveerd, maar de stille reserve in deze bedrijfsgebouwen is bij de staking van de onderneming in 2011 alsnog tot de winst gerekend. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Een erfgenaam verzoekt de aanslag IB 2012 ambtshalve te verminderen, omdat abusievelijk een stakingswinst op gebouwen niet in 2010, maar in 2011 is genomen. De gebouwen hadden per eind 2010 niet meer op de balans mogen staan.

Eigenlijk is de inhoud van de casus niet zo interessant, omdat het gaat om het leerstuk van de foutenleer, die het Hof, ondersteund door de Hoge Raad met art 81 RO, in ro 4.5. in een notendop toegepast op de casus geeft: “ In het onderhavige geval heeft erflater de bedrijfsgebouwen ten onrechte op zijn balans per eind 2010 geactiveerd, waardoor de stille reserves ter zake van deze bedrijfsgebouwen niet in 2010 als winst in aanmerking zijn genomen. Bij staking van de onderneming in 2011 is het dan bestaande verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de boekwaarde van de bedrijfsgebouwen alsnog tot de winst gerekend. Na de staking behoren de bedrijfsgebouwen dus niet meer tot het ondernemingsvermogen. Weliswaar is in 2010 een onjuistheid begaan, maar van een fout die doorwerkt in de balanswaardering (een zogenoemde foutenleerfout) is door het ontbreken van een balanspost per jaareinde 2011 geen sprake (vgl. HR 13 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BB5878, r.o. 3.3.2). Voor toepassing van de foutenleer in een jaar na 2011 bestaat – zoals de Rechtbank terecht heeft geoordeeld – derhalve geen grond.”

Voor de fiscalist altijd nog een taai leerstuk. Daarom goed het verhaal van het Hof in ro 4.2 t/m 4.4 te laten doordringen. “De foutenleer berust op de totaalwinstregel en strekt ertoe dat resultaten die opkomen uit de onderneming steeds worden belast, zonodig in een ander jaar dan hetgeen door goed koopmansgebruik wordt aangewezen. Toepassing van de foutenleer leidt ertoe dat het beginvermogen van enig jaar wordt gesteld op het eindvermogen van het voorafgaande jaar, ook indien dit vermogen onjuist is vastgesteld (balanscontinuïteit), indien bij verbetering van de fout – op de beginbalans van het desbetreffende jaar – een toestand zou ontstaan, waarbij zonder mogelijkheid van redres een stuk bedrijfswinst hetzij onbelast blijft, hetzij dubbel belast wordt. Hierdoor heeft de gemaakte fout uiteindelijk geen invloed op de totaalwinst van de ondernemer (vgl. HR 22 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0075). Indien een fout bij de winstberekening niet of niet volledig in het jaar waarin de fout is gemaakt, kan worden hersteld en verder aan de overige voorwaarden voor toepassing van de foutenleer wordt voldaan, zal de fout door toepassing van die foutenleer in het oudste nog openstaande jaar moeten worden hersteld (vgl. HR 24 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3011, r.o. 3.1.2)”

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *