
“Wanneer ik tracht bondig te zijn, word ik onduidelijk” (Horatius).
Taxlive 27/6/25 VNVandaag 26/6/25
Bron: Gerechtshof Den Haag 03-06-2025 (publicatie) 23-06-2025 BK-24/565 tot en met BK-24/568 ECLI:NL:GHDHA:2025:1066
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHDHA:2025:1066
Samenvatting
X is bestuurder en enig aandeelhouder van A BV. X heeft in de jaren 2018 tot en met 2021 van A BV een lijfrente-uitkering ontvangen van € 24.000, waarop geen loonheffing is ingehouden. X heeft deze uitkering in zijn aangiften IB/PVV aangegeven in de rubriek ‘Pensioen en andere uitkeringen’ bij de rubriek ‘Lijfrente-uitkering of afkoopsom’. Hierdoor is geen bijdrage Zvw geheven. De inspecteur heeft navorderingsaanslagen Zvw opgelegd en belastingrente berekend. In hoger beroep is opnieuw in geschil of de aanslagen Zvw en de belastingrentebeschikkingen terecht zijn opgelegd.
Hof Den Haag oordeelt dat de belastingrentebeschikkingen moeten worden vernietigd omdat het aangifteprogramma van de Belastingdienst voor meerdere uitleg vatbaar is. X heeft zijn lijfrente-uitkering begrijpelijk in de verkeerde rubriek aangegeven, waardoor geen bijdrage Zvw is geheven. Het hof stelt dat de rubriek ‘Lijfrente-uitkering of afkoopsom’ een logische keuze is voor X, aangezien deze rubriek specifiek lijfrente-uitkeringen benoemt. De belastingrentebeschikkingen zijn in strijd met het evenredigheidsbeginsel en worden vernietigd. Het hoger beroep is gegrond.
Opmerking
Het komt niet vaak voor, dat de rechter het evenredigheidsbeginsel van art 3.4 AWB toepast in het voordeel van belastingplichtige. Het artikel wordt door het Hof niet genoemd, maar dat is de enige wettelijke grond, die inbreuk kan maken op de toepassing van een formele wet. Immers, art 120 van de Grondwet verbiedt af te wijken van een formele wet. Hoewel de rechtbank geen ruimte zag om dit beginsel toe te passen vanwege die formele wet (de belastingrenteregeling), zag het Hof wel een mogelijkheid, omdat de HR op dat verbod wel een uitzondering mogelijk acht, als er een bijzondere omstandigheid was, die de wetgever bij de totstandkoming niet kon hebben voorzien bij de toepassing van het individuele geval (de onduidelijke inrichting van de digitale aangifte voor lijfrenten).
Omdat de ontvangen lijfrente in een verkeerde rubriek van de aangifte is ingevuld, is te weinig Zvw premie ingehouden. Deze wordt gecorrigeerd resp. nagevorderd, inclusief belastingrente. Het risico van de onjuiste invulling op dit punt kan dus niet op rekening van de belastingplichtige komen. Wel dient de juiste Zvw premie te worden nagevorderd (er was tevergeefs ook beroep gedaan op gewekt vertrouwen, dat dit niet hoeft), maar de belastingrente is niet evenredig. Dat wordt overigens en vreemd genoeg niet verder door het Hof toegelicht.
Interessant is hoe de Belastingdienst dit gaat oplossen in de aangifte. Het gaat in de procedure om de belastingrentebeschikkingen 2018 t/m 2021. In theorie kunnen de aangiften 2022 t/m 2024 nog onjuist zijn ingevuld door andere belastingplichtigen in dezelfde situatie. Maar de situatie in de procedure is wel heel specifiek: een vermeend opgewekt vertrouwen, dat op de lijfrente uitgekeerd door de eigen BV aan de aandeelhouder geen Zvw premie hoeft te worden ingehouden, wat in de regel wel zou moeten gebeuren. Mocht de Zvw premie wel worden ingehouden, dan maakt de rubriek waar je deze lijfrente incl ingehouden Zvw premie invult niet uit.
Ricky Turpijn