
Direct nadat ik de documentaire van Hetty Naaijkens-Retel Helmrich, Anak Indië (NRC 25/6/25), in de Verkadefabriek in Den Bosch had gezien, vroeg ik mij af waarnaar ik nu had zitten kijken. Mijn gedachten dwarrelden naar mijn ouders, maar ook naar bootvluchtelingen op de Middellandse Zee of toen uit Vietnam, die huis en haard verlaten en kloppen op de toegangsdeur van Nederland.
De maakster van de film legt het verhaal vast van mensen, die gedwongen waren na de Tweede Wereldoorlog per pakketboot hun moederland, het voormalig Nederlands-Indië, te verlaten. Als deel van de geschiedenis van Nederland, als cultureel erfgoed, als legacy. Anders dreigt zo goed als zeker de vergetelheid.
Voor vele Indische Nederlanders van de eerste en tweede generatie zal het een feest van herkenning zijn, maar ook een pijnlijke herinnering. Mijn reeds lang overleden Indische ouders met 5 kinderen hadden het bij aankomst niet gemakkelijk. Als tweede generatie kind van spijtoptanten heb ik een caleidoscoop aan herkenbare beelden gezien van mijn jonge jaren in de net uitgeroepen republiek Indonesië en van het na aankomst opgroeien en ouder worden in Nederland. Impressies van de spijtoptanten, die korte tijd Indonesisch staatsburger zijn geweest en later met het vliegtuig kwamen, ontbreken echter. De Molukse gemeenschap – weliswaar ook anak (kind) van Indië – kent in de documentaire daarbij haar eigen verhaal en is anders dan die van de Indische Nederlander, met zelfspot Indo genoemd.
De onwetende Nederlander kan zich een beeld vormen van de veerkracht van de kinderen uit Indië, die na achterlaten van hun hele hebben en houden en na kille ontvangst in Nederland een toekomst hebben weten op te bouwen. Een toekomst waarin niet integratie, maar vrijwillige assimilatie – niet gericht op behoud van de eigen identiteit – voorop stond. Deze film wil vastleggen wat deze mensen desondanks aan Indische én Molukse cultuur, gewoonten en gemeenschapszin hebben meegenomen én doorgegeven aan de derde generatie. Met een traan, maar vooral met een lach.
Ik vind, dat Anak Indië daarin is geslaagd. Maar de film is eigenlijk een ode aan de veerkracht van vluchtelingen in het algemeen die hun weg moeten vinden in hun nieuwe vaderland. Het klimaat voor de vluchteling is guur. Mogelijk, dat Anak Indië daar wat tropische warmte aan toe kan voegen. Of zoals een echte Indo lachend zou zeggen: “Ajoh soedah, niet piekeren, eerst makan”.
Immediately after I had seen the documentary by Hetty Naaijkens-Retel Helmrich, Anak Indië (NRC 25/6/25), in the Verkadefabriek in Den Bosch, I wondered what I had been watching. My thoughts drifted to my parents, but also to boat refugees on the Mediterranean Sea or from Vietnam at the time, who left their homes and knocked on the entrance door of the Netherlands.
The maker of the film records the story of people who were forced to leave their motherland, the former Dutch East Indies, by packet boat after the Second World War. As part of the history of the Netherlands, as cultural heritage, as legacy. Otherwise, oblivion is almost certain.
For many first and second generation Dutch Indies people it will be a feast of recognition, but also a painful memory. My long-deceased parents with 5 children did not have it easy upon arrival. As a second generation child of regretters, I have seen a kaleidoscope of recognizable images of my early years in the newly proclaimed Republic of Indonesia and of growing up and growing older in the Netherlands after arrival. Impressions of the regretters, who were Indonesian citizens for a short time and later arrived by plane, are lacking, however. The Moluccan community – albeit also anak (child) of the Indies – has its own story in the documentary and is different from that of the Dutch Indies people, self-mockingly called Indo.
The ignorant Dutch person can form an image of the resilience of the children from the Indies, who, after leaving all their possessions behind and after a cold reception in the Netherlands, have managed to build a future. A future in which not integration, but voluntary assimilation – not aimed at preserving one’s own identity – was paramount. This film aims to capture what these people nevertheless brought with them in terms of Indian and Moluccan culture, customs and community spirit and passed it on to the third generation. With a tear, but above all with a smile.
I think that Anak Indië succeeded in that. But the film is actually an ode to the resilience of refugees in general who have to find their way in their new homeland. The climate for the refugee is bleak. Possibly, Anak Indië can add some tropical warmth to that. Or as a true Indo would say laughing: “Ajoh soedah, don’t worry, first makan”.
Ricky Turpijn