Citaat Johan Cruijff: “Voetbal is een spel van fouten. Wie de minste fouten maakt wint.”

Taxlive 11/3/25 VNVandaag 10/3/25
Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 20-11-2024 (publicatie 06-03-2025) 22/1715 ECLI:NL:GHSHE:2024:3642

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHSHE:2024:3642

De bestuurder van belanghebbende, X BV, en zijn partner houden de aandelen in X BV. In verband met de aankoop van sportvelgen heeft X BV in het verleden leningen verstrekt aan de zonen van de bestuurder en zijn partner. De zonen ontkennen echter dat de leningen nog niet zijn afgelost. X BV boekt in 2016 € 111.000 af op de verstrekte leningen. De inspecteur accepteert de afboekingen niet, omdat ze in zijn ogen onzakelijk zijn. Daarnaast laat hij een HIR uit 2005 van € 1,5 mln ten laste van de winst vrijvallen. X BV is het daar niet mee eens. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de HIR van € 1,5 mln terecht, met toepassing van de foutenleer, heeft laten vrijvallen ten gunste van de winst over 2016. Ten aanzien van de afboeking stelt de rechtbank vast dat de kwijtschelding van de vorderingen niet door zakelijke motieven is ingegeven. Afboeking van het bedrag van € 111.000 ten laste van de winst is niet mogelijk. Het gelijk is aan de inspecteur.

Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de HIR van € 1,5 mln terecht, met toepassing van de foutenleer, heeft laten vrijvallen ten gunste van de winst over 2016, het oudste openstaande jaar. Er is geen reden om af te wijken van dit leerstuk dat in vaste rechtspraak van de Hoge Raad sinds de jaren 50 van de vorige eeuw is vastgelegd. Het hof overweegt hierbij dat de HIR niet in 2008 is vrijgevallen en dat X BV deze reserve ten onrechte op haar balans heeft laten staan. Ook de afboekingen van de verstrekte leningen zijn terecht gecorrigeerd. Over deze vorderingen bestaat veel onduidelijkheid. Het hof volgt X BV niet in haar stelling dat sprake is van oninbare vorderingen. Zij heeft niet gesteld dat zij maatregelen heeft genomen om de vorderingen te innen. Verder heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij invorderingsmaatregelen achterwege kon laten omdat de debiteuren geen verhaal zouden bieden. De kwijtschelding van de vorderingen is ingegeven door de wens van de aandeelhouders om de kwestie met de velgen en de daaruit voortgekomen vorderingen op te lossen en daarmee wrevel in de familiesfeer te voorkomen. Dat is geen zakelijke reden. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Soms zie je in een uitspraak onderwerpen voorbijkomen, die veel voorkomen in de praktijk van de inspecteur vennootschapsbelasting. Niet eens de kroonjuwelen, zoals de fiscale eenheid of de deelnemingsvrijstelling. Maar afwaardering vorderingen tussen de dga en zijn BV (niet zakelijk als aandeelhoudersmotief) of de vrijval van een fiscale reserve zoals de HIR (bij ontbreken herinvesteringsvoornemen en in ieder geval na 3 jaar). Belanghebbende trekt daarbij alle formeel recht registers open om correctie tegen te gaan.

Belanghebbende, een BV, heeft volgens het hof in 2016 op onzakelijke gronden een vordering op de kinderen (ontstaan door verkoop velgen (!)) van de aandeelhouders (echtgenoten) afgewaardeerd. Belanghebbende heeft niet gesteld, dat zij maatregelen heeft genomen om de volgens belanghebbende oninbare vorderingen te innen. Het is verder aannemelijk, dat de kwijtschelding van de vorderingen op de kinderen is ingegeven door de wens van de aandeelhouders om de kwestie met de velgen en de daaruit voortgekomen vorderingen op te lossen en daarmee wrevel in de familiesfeer te voorkomen. Dat is geen zakelijke reden, daarom is volgens het hof sprake van een onzakelijke afwaardering, die niet ten laste van de winst kan worden gebracht, daargelaten de vraag of die vordering niet allang is afgelost.
De winst is daarom door de inspecteur terecht gecorrigeerd met het bedrag van de afwaardering van deze vorderingen.

Ook heeft het hof geoordeeld dat een in 2005 gevormde herinvesteringsreserve waarvoor een herinvesteringsvoornemen ontbrak, in 2016 (zijnde het oudste openstaande jaar) op grond van de foutenleer door de inspecteur, terecht aan de winst is toegevoegd (navordering was niet meer mogelijk). Het hof ziet geen aanleiding om in dit geval af te wijken van dit leerstuk, dat in vaste rechtspraak van de Hoge Raad sinds de jaren 50 van de vorige eeuw is vastgelegd. Het hof volgt belanghebbende niet in haar stelling, dat dit niet mogelijk is, als sprake is van een ambtelijk verzuim bij de inspecteur. Het leerstuk van ambtelijk verzuim is immers van toepassing bij een navorderingsaanslag en daarvan is hier geen sprake.

Geen sprake van strijd met het:

-evenredigheidsbeginsel; geen discretionaire bevoegdheid inspecteur om af te wijken van de wetstoepassing; van niet verdisconteerde omstandigheden is geen sprake,

-zorgvuldigheidsbeginsel/fair playbeginsel; inspecteur heeft belanghebbende niet benadeeld door in 2016 te corrigeren ipv 2017,

– het vertrouwensbeginsel; het enkele niet corrigeren van de aangiften Vpb in de jaren 2008 tot en met 2015 wekt niet de indruk, dat de HIR niet zou vrijvallen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat belanghebbende sinds 2008 geen herinvesteringsvoornemen meer had en toch de HIR in de aangifte heeft opgenomen. Daarmee heeft belanghebbende in haar aangifte niet de juiste inlichtingen verstrekt, waardoor geen sprake kan zijn van gerechtvaardigd vertrouwen.

Allemaal leuke onderwerpen voor de beginnende inspecteur vennootschapsbelasting.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *