Citaat Ludwig Wittgenstein: “Je kunt niet de leugen niet opgeven willen en de waarheid zeggen.”
Taxlive 14/8/23 VNVandaag 11/8/23
Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 15-02-2023 (publicatie 10-08-2023) 21/01156 ECLI:NL:GHSHE:2023:588
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:GHSHE:2023:588
Samenvatting
De Rabobank zegt de (rekening-courant) kredietfaciliteit van belanghebbende, X bv, op. Om een executoriale verkoop van haar panden te voorkomen, gaat X bv op zoek naar een externe financier. Uiteindelijk vindt zij Q bv bereid om de financiering over te nemen. Na onderhandelingen tussen Q bv en de Rabobank, trekt de Rabobank de opzegging van de kredietfaciliteit in. Q bv neemt de Rabobankfinanciering niet over, maar bedingt wel dat zij samen met X bv de onroerende zaken zal gaan herontwikkelen en dat de meeropbrengst van de herontwikkelde onroerende zaken boven een bedrag van € 5 mln tussen beide partijen bij helfte zal worden verdeeld. X bv is van mening dat de onroerende zaken € 10 mln waard zijn en dat zij derhalve € 2,5 aan kosten heeft gemaakt in verband met het mislopen van een in de toekomst te realiseren winst, waardoor zij recht heeft op aftrek van dit bedrag ten laste van haar winst. X bv merkt dit bedrag van € 2,5 mln aan als een afsluitprovisie. In geschil is of dit terecht is.
Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat X bv het bedrag van € 2,5 mln niet in aftrek kan brengen als afsluitprovisie. X bv heeft namelijk een zakelijke overeenkomst gesloten met Q bv op grond waarvan in de toekomst een deel van de mogelijk te realiseren winst toekomt aan Q bv. Er is geen sprake van een te betalen afsluitprovisie. Als in de toekomst een transactie wordt gesloten, zal X bv slechts worden belast voor de winst die zij behaalt op het haar toekomende deel van de opbrengst. Het deel dat toekomt aan Q bv maakt geen onderdeel uit van de winst van X bv en kan dus ook in 2014 niet als een last worden genomen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Opmerking
Wat zijn de feiten? En hoe kwalificeer ik die feiten. Zoals speelt in onderstaande procedure. Als je als ondernemer in financiële nood verkeert en de bank eind 2014 dreigt met uitwinning van je vastgoed, de kurk waarop je onderneming drijft, dan moet Tom Poes echt een list verzinnen om daar onderuit te komen. Dan ben je gelukkig, als je in je Rolodex een telefoonnummer van een relatie vindt, die wel wil onderzoeken of het waard is om de bankschuld over te nemen. Nog gelukkiger ben je, als je relatie de uitwinning kan tegenhouden. Maar voor niets gaat de zon op. De bank herfinanciert met je relatie als borg. Daarbij wordt met je relatie afgesproken, dat het vastgoed in een gezamenlijke BV wordt geëxploiteerd. De helft van de toekomstige opbrengsten komt dan wel aan je relatie toe. De hoofdlijnen van de overeenkomst staan in 2014 en de aangifte Vpb 2014 wordt met een klein verlies ingediend. Je denkt nog eens goed na. Door de afspraak in 2014 ben je wel een potentiële winst van 2,5 mln kwijt aan je relatie. Eigenlijk is dat zijn beloning voor de succesvolle bemiddeling met de bank. Dus afsluitprovisie. En dus aftrekbaar. Dat vind je knap bedacht van jezelf. Dus dien je in 2017 een aangepaste aangifte 2014 in met een verlies van 2,5 mln. Dat je de volle winst in 2022 mag incasseren, vergeet je maar even.
De inspecteur, de rechtbank en nu ook het Hof duiden de feiten iets anders. Er is “hoogstens sprake van het afzien van een deel van eventuele toekomstige winsten die kunnen worden behaald met de toekomstige ontwikkeling van de onroerende zaken; van een te betalen afsluitprovisie is derhalve geen sprake. Indien dit zich in de toekomst daadwerkelijk manifesteert, zal belanghebbende slechts worden belast voor de winst die zij behaalt op het haar toekomende deel van de opbrengst. Het deel dat toekomt aan [BV 1] maakt geen onderdeel uit van de winst van belanghebbende en kan dus ook niet als een last in het onderhavige jaar worden genomen” De Hoge Raad gaat niet over de feiten. Dus hier moet je het mee doen.
Ricky Turpijn