Citaat Johan Cruijf: “Voordat ik een fout maak, maak ik die fout niet.”

Taxlive 14/2/25 VNVandaag 14/2/25
Bron: Hoge Raad 14-02-2025 23/00153 ECLI:NL:HR:2025:241

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2025:241

Belanghebbenden, X en Y, zijn getrouwd. Y richt in 1987 V NV op, een naamloze vennootschap naar Curaçaos recht. In 1999 wordt op verzoek van Y Stichting Particulier Fonds Q opgericht door M NV, gevestigd te Curaçao. Y schenkt vervolgens de aandelen V NV aan SPF Q. In 2012 verkoopt SPF Q haar bezittingen en ontvangt Y, na de ontbinding van SPF Q, een liquidatie-uitkering. In geschil is of de bezittingen van SPF Q aan Y moeten worden toegerekend, omdat hij feitelijk heeft kunnen beschikken over het vermogen van de SPF als ware het zijn eigen vermogen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bezittingen van SPF Q niet aan Y kunnen worden toegerekend, omdat de inspecteur zijn stelling dat Y over het vermogen van SPF Q heeft kunnen beschikken, waardoor geen sprake is van een APV, niet aannemelijk maakt. Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat aannemelijk is dat Y is blijven beschikken over het vermogen van SPF Q als ware het zijn eigen vermogen. Het vermogen van de SPF is onvoldoende afgescheiden van het vermogen van Y om de SPF fiscaalrechtelijk als bezitter van het vermogen en de genieter van het inkomen te beschouwen. Het ter zitting van het hof gedane verzoek van X en Y om overlegging van interne stukken van de Belastingdienst, wordt door het hof tardief verklaard. Volgens het hof verzetten de eisen van een goede procesorde zich tegen honorering van het verzoek. X en Y gaan in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof het verzoek van X en Y om bepaalde interne stukken van de Belastingdienst (e-mailcorrespondentie) te overleggen ten onrechte tardief heeft verklaard. Uit de processtukken blijkt namelijk dat het verzoek van X en Y en de reactie daarop van de inspecteur niet betrekking hebben op dezelfde stukken. Het hof had het verzoek van X en Y dan niet met een beroep op de goede procesorde mogen afwijzen. Het had de inspecteur moeten opdragen om de desbetreffende stukken alsnog in het geding te brengen. De klachten van X en Y over het materiële geschilpunt over de SFP worden door de Hoge Raad verworpen. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden. Dit hof moet opnieuw beoordelen of Y over het vermogen van de SPF kon beschikken als ware het zijn eigen vermogen.

Wat een teleurstelling voor de inspecteur in deze zeer langdurige lopende zaak over de IB 2011 en 2012. En het duurt nog langer, omdat de HR de zaak verwijst met de opdracht om opnieuw te beoordelen of belanghebbende 2 over het vermogen van de SPF kon beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Maar nu inclusief de geheimhoudingsstukken bij de rechtbank (oude stukken) en het kennisgroepstandpunt na de uitspraak van de rechtbank (nieuwe stukken).

Deze oude en nieuwe stukken horen gewoon tot de op de zaak betrekking hebbende stukken en de inspecteur heeft deze verzuimd over te leggen. Wat de oude stukken betreft: “dit verzuim was voor het Hof kenbaar.” en de HR vervolgt: “Het Hof had dan ook, op enig moment tijdens het vooronderzoek en uiterlijk ter zitting, de Inspecteur moeten opdragen de oude stukken alsnog in het geding te brengen. Het Hof was daartoe ook zonder verzoek van belanghebbenden gehouden.” En dat is een ferme tik op de vingers van het Hof.

Wat de nieuwe stukken betreft: “had het Hof het verzoek van belanghebbenden niet met een beroep op de goede procesorde mogen afwijzen, maar had het de Inspecteur moeten opdragen de desbetreffende stukken alsnog in het geding te brengen.” Nog een tik op de vingers. Mogelijk, dat het Hof de lange duur van de procedure te veel voor ogen heeft gehad. Het gevolg is, dat de zaak opnieuw moet worden bekeken.

Ook interessant is de afwijzing door de HR van het standpunt van belanghebbende, “dat de transparantierechtspraak is achterhaald door de invoering van artikel 2.14a Wet IB 2001.”

De HR oordeelt, dat art 2.14a IB ziet enkel op gevallen waarin vaststaat dat een bepaald vermogen is afgezonderd. Beantwoording van de vraag of een bepaald vermogen is afgezonderd, gaat dus vooraf aan de toepasbaarheid van die bepaling. Voor de beantwoording van deze vraag is – anders dan het middel betoogt – de transparantierechtspraak van belang. Indien vaststaat of alsnog komt vast te staan dat de belastingplichtige over een bij een derde, zoals in dit geval de SPF, ondergebracht vermogen kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen, is dat vermogen niet een afgezonderd vermogen als bedoeld in artikel 2.14a Wet IB 2001”

De HR heeft altijd gelijk, natuurlijk. Maar in art 2.14a, lid 3 IB staat toch echt wat onder het afzonderen van vermogen moet worden verstaan. Die toets moet eerst plaatsvinden, voordat vermogen is afgezonderd. Ook is een feit, dat wel degelijk aandelen in de SPF zijn ingebracht. De vraag is dan of dit vermogen is afgezonderd oftewel of de inbrenger over deze aandelen kon beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Enfin, misschien waagt het verwijzingshof hier nog iets over te zeggen.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *