Citaat Terentius: “Wanneer men zelf gezond is, is het gemakkelijk goede raad aan zieken te geven”

https://kennisgroepen.belastingdienst.nl/publicaties/kg21120243-zorgvrijstelling-vpb-monistisch-bestuursmodel-en-kwalificerend-aandeelhouderschap/

Geen maatschappelijk onderwerp staat zo in de spotlichten als de zorg. Al sinds de tijd, dat de zorg werd georganiseerd in stichtingen met dokters en pleegzusters, die met overgave zieken en gewonden verzorgden. Een algemeen maatschappelijk belang, die met bijdragen van overheid en kerk werden ondersteund. Waar het streven naar winst taboe was. En belastingheffing dus ver weg was. En mocht de financiering wel tot een (geringe) winst leiden, dan is er een vrijstelling voor lichamen in onder meer art 5 Vpb, de zorgvrijstelling. Onder de voorwaarde, dat kort gezegd de gelden uiteindelijk in de zorg bleven. Dit alles in de tijdgeest van de 50er jaren van de vorige eeuw. In principe past een zorgBV (die verder voldoet aan de voorwaarden voor de vrijstelling) met een niet-zorg aandeelhouder, zoals een stichting, daar niet in. Immers, het dividend van de zorgBV komt dan in handen van een niet-zorgstichting. De moderniteit 75 jaar later met haar neoliberale geest laat zien, dat winst maken in een zorgBV met aandeelhouders niet meer een taboe is. Een actuele vraag is of een rechtsregel uitgelegd moet worden conform doel en strekking volgens de parlementaire historie toen of bij gebrek ervan volgens de moderniteit. En dan hangt bij het laatste het dreigende zwaard van de staatssteun. Ook de zorgvrijstelling voor de Vpb kent die discussie. De Staatssecretaris laat in het zgn. zorgbesluit zien, dat balanceren daartussen een kunst is. Belangrijk nog steeds is, dat geld in de zorg ook in de zorg blijft. Een stichting/aandeelhouder moet zich kwalificeren met in de statuten opgenomen een onafhankelijk orgaan, die daarop toeziet.

Aan de kennisgroep is nu de vraag voorgelegd of een stichting met een monistisch bestuursmodel (one tier board) met uitvoerende en toezichthoudende bestuurders kan worden aangemerkt als een kwalificerende aandeelhouder in een zorgBV. Er is geen sprake van een onafhankelijk toezichthoudend orgaan, maar aan de toezichthoudende bestuurders komen statutair en feitelijk dezelfde taken en bevoegdheden toe, als de taken en bevoegdheden die toekomen aan toezichthouders binnen een dualistisch bestuursmodel met een raad van toezicht. De kennisgroep kiest voor een materiële benadering na analyse van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (vanaf 1/7/21) en art. 2:239a, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek, de wettelijke basis voor een one-tier-board. Er is sprake is van een stichting als kwalificerende aandeelhouder, als aan de toezichthoudende (niet-uitvoerende) bestuurders binnen een monistisch bestuursmodel dezelfde taken en bevoegdheden toegekend worden als de taken en bevoegdheden die toekomen aan toezichthouders binnen een dualistisch bestuursmodel met een Raad van Toezicht. Het is wel de inspecteur die toetst of die onafhankelijkheid er echt is.

Te prijzen standpunt. Maar uit dat slot op de deur door de inspecteur lijkt bijna voelbaar, dat de kennisgroep (lees: het min van fin) niet van de tekst van het besluit wil afwijken en het eigenlijk niet vertrouwt, dat het altijd goed gaat.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *