Citaat Alfred Nobel: “Ik ben van plan om na mijn dood een groot fonds na te laten voor de bevordering van het idee van vrede, maar ik ben sceptisch over de resultaten.”
Taxlive 2/10/24 VNVandaag 1/10/24
Samenvatting
Vanaf 2025 kwalificeren alle personenvennootschappen, ongeacht de eventuele rechtspersoonlijkheid, in beginsel als fiscaal transparant. Als echter voldaan wordt aan de definitie van een fonds voor gemene rekening, zoals die luidt met ingang van 2025, kan een personenvennootschap herkwalificeren als FGR. Dit geldt ook voor bepaalde buitenlandse beleggingsinstellingen.
Dat staat in een standpunt van de Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen.
De definitie van een FGR, zoals die luidt vanaf 2025, heeft een aantal wettelijke criteria. Eén daarvan is dat het fonds moet worden aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 Wet financieel toezicht (Wft).
Een beleggingsinstelling in de rechtsvorm van een personenvennootschap, ook al bezit deze rechtspersoonlijkheid, die tot 1 januari 2025 zelfstandig belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting, omdat deze tot 2024 kwalificeert als open cv-achtige of als andere vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, kan worden aangemerkt als een beleggingsfonds als bedoeld in artikel 1:1 Wft, als de beleggingsinstelling in het land van herkomst niet is aangemerkt als beleggingsmaatschappij en qua rechtsvorm niet vergelijkbaar is met een NV of BV.
Indien ook voldaan wordt aan de overige wettelijke FGR-criteria van art. 2 lid 4 Wet VPB 1969 (tekst 2025), dan is het beleggingsfonds een FGR en als zodanig zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
Opmerking
Naar buitenlands recht opgerichte personenvennootschappen – al dan niet met rechtspersoonlijkheid – kunnen als beleggingsfonds een zelfstandige entiteit voor de vennootschapsbelasting zijn, als zij vanuit Nederlands oogpunt kenmerken hebben van een open commanditaire vennootschap (een CV achtige) of een ander vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal (zoals een maatschap op aandelen). Opvallend is, dat de kennisgroep haast tussen neus en lippen een buitenlandse rechtsvorm opvoert aan het eind van de kwalificatie, de Franse SCPI. Een personenvennootschap naar Frans recht met rechtspersoonlijkheid, die geen open CVachtige is, maar zich kennelijk in het maatschappelijk verkeer beweegt als een kapitaalvennootschap.
Het lijkt erop, dat de kwalificatie wel een algemene strekking heeft, maar speciaal geschreven is voor deze SCPI.
Vanaf 1/1/2025 treedt na het overgangsjaar 2024 de Wet Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen en de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling in werking. Personenvennootschappen (met of zonder rechtspersoonlijkheid) zijn dan fiscaal transparant. Kapitaalvennootschappen volgen de kwalificatie in het buitenland. De vraag is of deze beleggingsinstellingen vanaf 1 januari 2025 zelfstandig belastingplichtig blijven of fiscaal als transparant worden aangemerkt. Meer specifiek is de vraag of zij ondanks hun rechtspersoonlijkheid vanaf 2025 kwalificeren als beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waardoor zij – als fonds voor gemene rekening – belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting kunnen blijven.
En dat kan volgens de doorwrochte analyse van de kennisgroep, als zij maar “als beleggingsinstelling in het land van herkomst niet is aangemerkt als beleggingsmaatschappij en qua rechtsvorm niet vergelijkbaar is met een nv of bv.”
Indien ook voldaan wordt aan de overige wettelijke fgr-criteria, zoals die zijn opgenomen in artikel 2, vierde lid, Wet Vpb 1969 (tekst 2025), dan is het beleggingsfonds een fonds voor gemene rekening en dus als zodanig zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
Voor art 2, lid 4 Vpb (nieuw) kwalificeren volgens mij beleggingsfondsen in de zin van art 1:1 Wft. Dat betekent, dat zij geen rechtspersoon mogen zijn. Is dat wel het geval, dan zijn het beleggingsmaatschappijen (ter collectieve belegging als abi of icbe) die vergelijkbaar zijn met een NV of BV. De SCPI als personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid en die zich in het maatschappelijk verkeer beweegt als kapitaalvennootschap voldoet als beleggingsfonds in de zin van art 1:1 Wft volgens de kennisgroep. Dat is omdat de SCPI wel rechtspersoonlijkheid heeft, maar geen rechtspersoon is in de zin van art 1:1 Wft. Een interessante discussie kan je openen over het verschil tussen een rechtspersoon en rechtspersoonlijkheid.
Overigens zou het goed zijn geweest om in een schema de relatie tussen art 1:1 Wft, de abi, de icbe, de beleggingsfondsen (geen rechtspersoon) en de beleggingsmaatschappijen (wel rechtspersoon) te verduidelijken.
Art 2, lid 4 Vpb (vanaf 1/1/2025)
aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht
Art 1:1 Wft
beleggingsinstelling: beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen in de vorm van een beleggingsfonds of een beleggingsmaatschappij;
beleggingsinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat: een beleggingsinstelling met zetel buiten Nederland in een staat, niet zijnde een lidstaat, die niet op grond van artikel 2:66, eerste lid, is aangewezen als staat waar toezicht wordt uitgeoefend op beleggingsinstellingen dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
beleggingsmaatschappij: een rechtspersoon die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vraagt of verkrijgt teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen, niet zijnde een maatschappij voor collectieve belegging in effecten;
icbe: maatschappij voor collectieve belegging in effecten of fonds voor collectieve belegging in effecten, in de vorm van:
a.een instelling als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten;
Ricky Turpijn