“Ik bemoei me niet graag met mijn privé-aangelegenheden” (Karl Kraus).

Taxlive 25/7/25 VNVandaag 24/7/25
Bron: Rechtbank Den Haag 19-06-2025 (publicatie 22-07-2025) AWB – 24 _ 3882 ECLI:NL:RBDHA:2025:10861

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:10861

X BV is in 2013 opgericht en heeft als enig aandeelhouder een holding, waarvan de dga tevens bestuurder is. In augustus 2018 sluit de dga een overeenkomst met een buitenlandse vennootschap voor de aankoop van crypto-tokens. De overeenkomst vermeldt de dga als koper. In september 2018 maakt X BV een bedrag over aan de verkoper. In de jaarrekening 2018 van X BV wordt de investering als belegging opgenomen. In 2020 laat de dga onderzoek doen naar de verkoper en doet hij aangifte van oplichting, waarbij hij optreedt als CEO van X BV. In 2020 draagt X BV een vordering wegens onrechtmatige daad over aan de dga. De inspecteur stelt dat de investering een privé-investering van de dga betreft en belast deze als winstuitdeling in box 2. X BV neemt in de aangifte vennootschapsbelasting 2019 een afwaardering op, die de inspecteur bij het opleggen van de aanslag niet accepteert. X BV gaat in beroep tegen de aanslag. In geschil is of X BV de afwaardering van de investering in crypto-tokens terecht in aanmerking neemt bij de bepaling van de fiscale winst.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de afwaardering van de investering niet bij X BV in aanmerking komt. De rechtbank stelt vast dat de dga de overeenkomst voor de aankoop van de crypto-tokens in privé sluit en dat uit de stukken niet blijkt dat hij namens of in opdracht van X BV handelt. De betaling door X BV kwalificeert als een verkapte winstuitdeling aan de dga. De verwerking van de tokens als belegging in de jaarrekening van X BV en latere handelingen van de dga doen hier niet aan af. De rechtbank verwerpt het standpunt van X BV. De afwaardering is terecht niet in aanmerking genomen. Het beroep is ongegrond.

Handig als rechtspraak.nl al een korte samenvatting heeft gemaakt van de casus voor de rechtbank. “Afwaardering van investering in Crypto-tokens is terecht niet bij eiseres in aanmerking genomen. Civielrechtelijk is de investering door de dga van eiseres gedaan. Dat de dga bij verwerving van de crypto-tokens als bestuurder van eiseres of in opdracht van eiseres heeft gehandeld is niet aannemelijk. Beroep ongegrond.”

Simpel toch? Het is een eeuwenoud truukje en illustreert, dat de dga zijn BV als vestzak-broekzak ziet. Als het zo uitkomt is het vermogen een privé eigendom (winst onbelast) of eigendom van de BV (verlies aftrekbaar). Maar dat kan natuurlijk niet. Het vermogen is of eigendom van de dga als natuurlijk persoon of afgescheiden en eigendom van de BV als rechtspersoon.

In dit geval gaat het om de Vpb 2019 van eiseres.

De dga is middellijk aandeelhouder via zijn Holding BV. In 2018 heeft de dga van een vennootschap in de VAE bij overeenkomst de tokens gekocht voor 250.000 euro, betaald door eiser. Deze tokens zijn als belegging op de balans 2018 van eiser gezet. De aangifte Vpb 2018 is eind 2019 ingediend. Medio 2020 heeft de dga onderzoek laten doen naar fraude met de tokens en net voor het opmaken van het rapport daarover eind 2020 is de aangifte Vpb 2019 ingediend, waarin de afwaardering van 250.000 ten laste van het resultaat is opgenomen. De dga doet vervolgens aangifte bij de politie.

De tekst van die aangifte en de tenaamstelling van de overeenkomst van koop van de Crypto- tokens doen volgens de rechtbank eiseres de das om. Civielrechtelijk is de investering door de dga gedaan. De afwaardering in de aangifte Vpb 2019 is terecht niet toegestaan. De betaling door eiseres kwalificeert als een verkapte winstuitdeling aan de dga.

Aan de politie meldt de dga namelijk (nu weliswaar als ceo van zijn BV): het “bleek al vrij snel dat nadat ik het voornoemde bedrag had overgemaakt er niets met de toegezegde aankoop van de Crypto mining apparatuur was gedaan. Na mijn investering zou ik een Crypto mining apparaat ontvangen. Kennelijk is niet aan deze contractuele verplichting voldaan. (…)”. Er heeft geen transactie van bitcoins plaatsgevonden. De investering bleek waardeloos.”

Het moet volgens de rechter begin 2019, dan wel ruim vóór het opmaken van de jaarrekening 2018 op 16 december 2019, al duidelijk zijn geweest dat de investering waardeloos was.

Twee punten vallen mij op. De rechter lijkt impliciet de dubbele bewustheid bij de uitdeling aan te nemen, omdat een overweging daarover ontbreekt. Niet duidelijk is waarom de rechter zwaar tilt aan de aangifte bij de politie. Is de rechter op zoek naar het motief voor de handelwijze van de dga? Zo ja, dan zou dat de opzettelijkheid van het indienen van een onjuiste aangifte Vpb kunnen bewijzen. Maar de inspecteur heeft dat verder niet in de procedure gesteld en consequenties daaraan verbonden zoals een boete. Zeker gezien mijn eerdere vestzak-broekzak verhaal zou dat terecht zijn.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *