Citaat Tony Robbins: “Ten years from now you’ll laugh at whatever’s stressing you out today. So why not laugh now?”

Taxlive 28/9/2023 VNVandaag 27/9/2023
Bron: Raad van State 27-09-2023 (publicatie 27-09-2023) 202206507/1/A2 en 202303941/1/A2 ECLI:NL:RVS:2023:3620

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@139472/202206507-1-a2-en-202303941-1-a2/

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:3620

Samenvatting

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een gedupeerde ouder van de kinderopvangtoeslagaffaire terecht geen aanvullende compensatie toegekend boven op de al verleende compensatie van € 72.382. Dat staat besllist de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) waarmee een uitspraak van Rechtbank Den Haag wordt bevestigd.

De werkelijk geleden schade is niet hoger dan het bedrag dat al aan haar is toegekend, zodat er geen aanleiding was voor een aanvullende compensatie, zo redeneert de RvS.

Van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag kunnen gedupeerde ouders compensatie krijgen als de hardheid van de toepassing van het wettelijk systeem bij het uitvoeren van de kinderopvangtoeslag tot ‘onbillijkheden van overwegende aard heeft geleid’. Dat was hier het geval. De Belastingdienst/Toeslagen kende in februari 2021 aan de gedupeerde ouder een compensatiebedrag van € 72.382 toe.

De ouder vindt echter dat ze recht heeft op aanvullende compensatie, omdat de werkelijke schade die ze heeft geleden volgens haar groter is dan het bedrag dat ze al heeft ontvangen. De wet maakt een aanvullende compensatie mogelijk als de ouder aannemelijk maakt dat de werkelijk geleden schade groter is. Zij begrootte zelf haar totale schade op een bedrag van € 388.292, bestaande uit onder meer vervangende opvangkosten, inkomensschade en immateriële schade.

Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak hoeft een aanvrager zijn schade niet te bewijzen, maar moet hij wel ‘aannemelijk en concreet maken dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade het toegekende compensatiebedrag te boven gaat’.

De gedupeerde ouder in deze zaak heeft dat niet aannemelijk kunnen maken. Zo zijn ingediende werkschema’s waaruit werktijden blijken onvoldoende om aannemelijk te maken dat zij tijdens die werktijden ook kosten voor kinderopvang heeft gemaakt. En hoewel de RvS zich ervan bewust is dat de kinderopvangtoeslagbesluiten stress hebben veroorzaakt, heeft zij ook niet aannemelijk gemaakt dat deze besluiten zo veel stress hebben veroorzaakt dat daardoor haar longziekte COPD zo is verergerd dat dit arbeidsongeschiktheid tot gevolg heeft gehad.

De Belastingdienst heeft het verzoek om aanvullende compensatie voor de werkelijk geleden schade daarom terecht afgewezen.

Opmerking

Een belangrijke richtinggevende uitspraak van de Raad van State (RvS) in de toeslagenaffaire. Onder meer interessant in deze procedure voor de rechtbank en later dus in hoger beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak van de RvS is het inkijkje in de opbouw van de compensatie die belanghebbende (de appellante) als gedupeerde door de onterecht teruggevorderde voorschotten kinderopvangtoeslagen over de jaren 2006 t/m 2010 heeft ontvangen tot een bedrag van bijna 73.000 euro. Ook haar zoon heeft een schadevergoeding van 10.000 euro gehad. Er waren namelijk “onbillijkheden van overwegende aard”. De rechtbank heeft het beroep tegen de twee besluiten die hierover gaan afgewezen: “zij ziet geen aanleiding om de hoogte van het bedrag dat de dienst bij het compensatiebesluit aan [appellante] heeft toegekend voor onjuist te houden”. In hoger beroep vraagt belanghebbende de werkelijke kosten te vergoeden, bijna 390.000 euro.

De grond voor compensatie is gelegen in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De RvS legt nog eens fijntjes uit hoe die werkt. Informatief voor de lezer, die via de mainstream media slechts op hoofdlijnen op de hoogte wordt gehouden.

Belanghebbende vraagt de besluiten van de belastingdienst onrechtmatig te verklaren, waardoor alle schade moet worden vergoed. De RvS wijst erop, dat de onrechtmatigheid niet van belang is. De Wht noemt namelijk de omstandigheden (institutionele vooringenomenheid of onbillijkheden van overwegende aard) op basis waarvan belanghebbende compensatie kan vragen. De vergoeding kan hoger worden als de werkelijke schade die de aanvrager heeft geleden hoger is dan het bedrag dat aanvrager heeft ontvangen als compensatie. De aanvrager van de compensatie hoeft zijn schade niet te bewijzen, maar moet wel aannemelijk en concreet maken dat en in welke mate de werkelijk geleden schade het toegekende compensatiebedrag te boven gaat. De RvS oordeelt, dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar werkelijk geleden schade hoger is dan het compensatiebedrag dat al aan haar is toegekend bij het compensatiebesluit. Of het gaat om kosten die niet op grond van de Wht vergoed kunnen worden of het gaat om kosten die reeds (meer dan) gecompenseerd zijn.

Belangrijk is, dat de RvS meevoelt, “dat [appellante] veel spanning en frustratie heeft ervaren door de handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen”. Maar dat betekent niet “dat de hersteloperatie als zodanig onzorgvuldig is geweest.”

Natuurlijk, het leven van belanghebbende als gedupeerde is flink op zijn kop gezet. Begrijpelijk, dat alles uit de kast wordt gehaald om dit verloren leven vergoed te krijgen. Maar wel binnen de kaders van de Wet hersteloperatie toeslagen. Mogelijk, dat deze uitspraak een versnelling aanbrengt in de lopende zaken bij de Belastingdienst.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *