“Vergissen is menselijk, in die vergissing volharden is idioot” (Seneca).

Taxlive 18/7/25 VNVandaag 18/7/25
Bron: Hoge Raad 18-07-2025 24/01257 ECLI:NL:HR:2025:1176

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2025:1176

X is het niet eens met de box 3-heffing ter zake van een vakantiewoning in Frankrijk en enkele beleggingen. Hof Den Haag oordeelt dat, in afwijking van de Wet rechtsherstel box 3, compensatie aan X moet worden geboden. Daarbij moet alleen rekening worden gehouden met het werkelijk behaalde rendement. Er wordt dan geen rekening gehouden met de (eventuele) waardestijging van de woning en een forfaitair bepaald voordeel uit eigen gebruik. Omdat de woning niet wordt verhuurd, wordt voor de woning geen inkomen in aanmerking genomen. Het hof sluit zich aan bij de berekening van X. De staatssecretaris gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof geen rekening heeft gehouden met de waardedaling van de beleggingen. X heeft namelijk gesteld dat hij met de beleggingen een waardedaling heeft behaald. Dit is onvoldoende weersproken door de inspecteur. Als het hof met die waardeveranderingen rekening had gehouden, zou dat niet hebben geleid tot een aanslag naar een hoger bedrag dan waarvan het hof is uitgegaan. Verder oordeelt de Hoge Raad dat bij het vaststellen van het werkelijk rendement ook rekening moet worden gehouden met ongerealiseerde waardeveranderingen. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 6 juni 2024 (23/00653, ECLI:NL:HR:2024:705, V-N 2024/28.4). Tot cassatie leidt dit echter niet omdat de klachten niet tot een voor de staatssecretaris gunstiger resultaat kunnen leiden. Uit het arrest van de Hoge Raad van 6 juni 2024 (23/02894, ECLI:NL:HR:2024:860, V-N 2024/29.8) volgt namelijk dat het progressievoorbehoud uit het Belastingverdrag Nederland-Frankrijk geen effect heeft op de berekening van de verschuldigde belasting vanwege het vaste tarief van 30% van de box-3-belasting. Het beroep in cassatie van de staatssecretaris wordt ongegrond verklaard.

Onderstaand arrest kan voor eigenaren van vakantiehuisjes in het buitenland mogelijk een verrassend voordeel in Box 3 opleveren.

Het arrest borduurt voort op de handvatten die de HR in zijn Dday arresten van 6/6/2024 over Box 3 heeft gegeven voor de bepaling van het werkelijk rendement, zoals is voorgeschreven in het Kerstarrest van 24/12/2021. In zoverre is er niets nieuws in deze procedure over de IB 2018.

Daarom is het oordeel van het Hof onjuist, dat de ongerealiseerde waardeverandering van de tweede woning in Box 3 niet meetelt als werkelijk rendement. De inspecteur heeft in hoger beroep het standpunt van belastingplichtige, dat er sprake is van waardedaling van de beleggingen, niet weersproken. Het Hof heeft daar geen aandacht aan geschonken. Per saldo kan de stas niet in een betere fiscale positie geraken en blijft de aanslag zoals door het Hof vastgesteld in stand. Een HR die voor feitenrechter speelt. Curieus. Waarom geen verwijzing?

Maar wel een specifieke situatie nu het Box 3 vermogen onder meer een niet verhuurd vakantiehuis in Frankrijk omvat. De vraag is dan hoe het werkelijk rendement op dat vakantiehuis past in het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Frankrijk en NL .

De HR verwijst daarvoor naar zijn arrest van 14/6/2024 ro 4.4.3. Volgens mij geeft de HR abusievelijk de onjuiste datum van 6/6/2024 mee. https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2024:860

In die verwijzing gaat het over het voordeel wegens eigen gebruik van het onroerend goed in Frankrijk. Het Hof berekende het voordeel op € 0. Zowel belastingplichtige als de stas waren het hier niet mee eens (de redenen zijn in het arrest niet vermeld). Maar de HR oordeelt, dat een eventueel voordeel op grond van art 24, onderdeel A, lid 2, van het verdrag (progressievoorbehoud) een vermindering van belasting in box 3 wordt verleend die hetzelfde resultaat oplevert als in de situatie, waarin dat voordeel op € 0 zou worden gesteld. Vanwege het vaste tarief van 30% van de box-3-belasting heeft het progressievoorbehoud immers geen effect op de berekening van de verschuldigde belasting. Ook volgt uit de gedingstukken niet dat de stas of belastingplichtige anderszins een belang heeft.

De HR trekt dit dan door naar zijn overweging in het onderhavige arrest, dat “het werkelijke rendement van de in Frankrijk gelegen woning dient buiten beschouwing te blijven”. Impliciet lijkt de HR te zeggen, dat het werkelijk rendement naast de huuropbrengst dus óók het voordeel uit eigen gebruik van het vakantiehuis in Frankrijk omvat. Of een vakantiehuis elders. Maar ook de waardestijging van het vakantiehuis valt onder het werkelijk rendement: dient deze waardestijging dan ook buiten beschouwing te blijven? De zon lijkt dan fiscaal te schijnen voor eigenaren van in het buitenland gevestigde vakantiehuisjes. Sneu voor de vakantiehuisjes in NL.

Ben benieuwd wat de broodschrijvers, maar vooral de stas vindt van deze inbreuk op Box 3.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *