Citaat Aristoteles: “De ergste vorm van ongelijkheid is proberen ongelijke dingen gelijk te maken.”
Taxlive 18/4/25 VNVandaag 17/4/25
https://kennisgroepen.belastingdienst.nl/publicaties/kg21120254-belgische-commanditaire-vennootschap
Samenvatting
Een Belgische commanditaire vennootschap (CommV) is vergelijkbaar met de Nederlandse commanditaire vennootschap. Dat is het standpunt van de Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen.
Dit geldt zowel voor de toepassing van de Wet IB 2001, de Wet VPB 1969, de Wet DB 1965 als de Wet BB 2021.
De WFKR codificeert per 1 januari 2025 de rechtsvormvergelijkingsmethode als wettelijke methode voor de fiscale kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen, waardoor buitenlandse rechtsvormen worden vergeleken met Nederlandse rechtsvormen.
Opmerking
De kennisgroep zal bij de kwalificatie van een buitenlandse rechtsvorm vanaf 1/1/2025 zich moeten leiden door de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen (WFKR), de rechtsvormvergelijkingsmethode, met behulp van de uitvoeringsregels van het Besluit vergelijking buitenlandse rechtsvormen (Besluit VBR).
Niet anders dan met het oude kwalificatie besluit is ook het civiele recht op basis waarvan de buitenlandse rechtsvorm is opgericht belangrijk om de aard en inrichting van de rechtsvorm te bepalen. Want als de aard en inrichting van het buitenlands lichaam overeenkomt met de aard en inrichting van een Nederlands lichaam zoals beschreven in het Besluit VBR, dan is dat buitenlands lichaam vergelijkbaar met het Nederlands lichaam.
Zo kwalificeert de kennisgroep een naar Belgisch recht opgerichte commanditaire vennootschap (CommV) voor de toepassing van de Wet IB 2001, de Wet Vpb 1969, de Wet DB 1965 en de Wet Bb 2021 vergelijkbaar met een Nederlandse commanditaire vennootschap.
Maar om daartoe te komen legt de kennisgroep eerst uit welke stappen er worden genomen. Hoewel nergens vastgelegd gaat de kennisgroep ervan uit, dat met ‘aard’ wordt gedoeld op het onderscheid personenvennootschap (contract) en kapitaalvennootschap. Een interpretatie die lijkt te zijn overgenomen van het oude kwalificatiebesluit. De ‘inrichting’ van de rechtsvorm ziet dan op concrete regels die zijn gegeven voor die rechtsvorm in het buitenlandse recht. Net zoals die voor de Nederlandse rechtsvormen in het Besluit VBR zijn gegeven.
De CommV wordt in het Belgische recht geschaard onder de personenvennootschappen. Maar de CommV heeft wel rechtspersoonlijkheid en is in België fiscaal niet transparant. De kennisgroep is echter van mening, dat het ontbreken van rechtspersoonlijkheid niet als wezenlijk kenmerk van een Nederlandse personenvennootschap wordt gezien. Dus met rechtspersoonlijkheid blijft de buitenlandse personenvennootschap vergelijkbaar met Nederlandse personenvennootschappen.
Toch vreemd, omdat de rechtspersoonlijkheid bij de CommV niet zomaar een civielrechtelijk – dus niet fiscaalrechtelijk – kenmerk is, maar het draaipunt is voor wel of niet transparantie. De kennisgroep zou zich over rechtspersoonlijkheid wat fundamenteler moeten uitlaten.
Interessant is het artikel in het WFR van KPMG Meijburg van maart 2025, waarin schrijvers ook een poging hebben gewaagd op grond van de wetgeving vanaf 1/1/25 de Belgische CommV te kwalificeren. Zij komen tot dezelfde conclusie, dat de CommV ‘voldoende vergelijkbaar’ is met de (fiscaal transparante) Nederlandse CV (hoewel op een enkel punt verschillend van de opvatting van de kennisgroep). Wel blijven zij nog even stilstaan bij de rechtspersoonlijkheid van de CommV, die in België leidt tot niet transparantie, wat een beroep op het verdrag voorkoming dubbele belasting België/NL en de moeder/ dochterrichtlijn noodzakelijk maakt. Daarbij zien de schrijvers de CommV niet als een (niet-transparant) fonds voor gemene rekening acteren. Schrijvers waren wel in afwachting van wat de kennisgroep aan standpunt zou innemen. Ik neem aan, dat de kennisgroep op de hoogte is van het WFR artikel.
Ricky Turpijn
