Citaat Peter Drucker: “Het belangrijkste in communicatie is te horen wat niet gezegd wordt”
Taxlive 26/9/2023 VNVandaag 25/9/2023
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 05-09-2023 (publicatie 20-09-2023) 22/2227 ECLI:NL:RBZWB:2023:6142
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBZWB:2023:6142
Samenvatting
X geeft in zijn IB-aangifte 2018 aan dat hij het gehele jaar in Nederland verzekerd is voor de volksverzekeringen. De inspecteur deelt mee dat de verzekeringsplicht volgens hem aanvangt op 16 april 2018 en legt de aanslag op. X maakt bezwaar. De inspecteur handhaaft de aanslag en wijst het bezwaar af. X overlegt vervolgens een verklaring van de Svb waaruit blijkt dat sprake is van verzekeringsplicht met ingang van 1 april 2018. De inspecteur merkt dit aan als een bezwaarschrift en honoreert het bezwaar. X gaat vervolgens in beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep van X niet-ontvankelijk, omdat sprake is van een ‘tweede bezwaarschrift’. Het is namelijk niet mogelijk om een tweede maal bezwaar te maken tegen een aanslag. Er is ook geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarnaast is de inspecteur ook volledig tegemoetgekomen aan het bezwaar van X. Er is dan geen sprake meer van een geschil.
Opmerking
In bovenstaande procedure is in geschil de partiële verzekeringsplicht volksverzekering die leidt tot een hoger belastbaar IH inkomen dan opgegeven en dus tot een hogere aanslag. Maar de ‘fout’ die de inspecteur maakt bij de afdoening van het bezwaarschrift kan zich in ander situaties ook voordoen. In dit geval heeft de inspecteur een ambtshalve vermindering van de aanslag een uitspraak op bezwaar genoemd (na een verzoek om vermindering, gedaan nadat de uitspraak/handhaving aanslag definitief is geworden. Waarschijnlijk is de afdoening van het verminderingsverzoek geautomatiseerd verwerkt en heeft de inspecteur niet de goede code gebruikt (code bezwaar in plaats van code ambtshalve vermindering). De rechter had het zo kunnen opvatten, dat dit een foutje van de inspecteur was en het beroep tegen deze ambtshalve vermindering niet ontvankelijk kunnen verklaren. In de IB is dan nog wel een mogelijkheid bezwaar en beroep daartegen aan te tekenen.
Maar het foutje van de inspecteur dwingt de rechter formeelrechtelijk streng te zijn. Het verzoek is dus een bezwaarschrift en wel een tweede bezwaarschrift op dezelfde aanslag. Die had dus als beroepschrift naar de rechtbank gestuurd moeten worden. Maar ja, die was dan te laat ingediend en is dus ook niet ontvankelijk.
Maar deze rechter denkt mee met partijen – die uitdrukkelijk een uitspraak van de rechter willen – en vindt een formeelrechtelijke route om het beroepschrift toch ontvankelijk te verklaren. Het besluit ambtshalve vermindering van de inspecteur is volgens de rechter een ingang om bezwaar er tegen aan te tekenen. Dat is niet gebeurd bij de inspecteur, maar dat gebeurt nu wel bij de rechter door het beroepschrift. De ambtshalve verminderingsbeschikking is wel een beschikking en zou op grond van het gesloten stelsel van de wet wel degelijk open kunnen staan voor bezwaar (art 9.6 IB).
Maar de zaak gaat uit als een nachtkaars: de rechter constateert ondanks de gevonden formeelrechtelijke route, dat er geen belang is. Immers, de inspecteur heeft bij beschikking precies gedaan waar belastingplichtig om vroeg, waardoor het beroep niet is gegrond.
Die laatste constatering zou belastingplichtige al vóór het indienen van het beroepschrift hebben kunnen weten. Jammer, dat de inspecteur dat niet duidelijk heeft kunnen maken. Zonde van de kosten van de rechtspraak, die toch al overbelast is.
Ricky Turpijn