Citaat Nicolas Chamfort: “Armoede geeft misdaad een korting.”

Taxlive 2/1/24 VNVandaag 1/1/24
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14-12-2023 (publicatie 21-12-2023) BRE – 22 _ 4428 ECLI:NL:RBZWB:2023:8724

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBZWB:2023:8724

Samenvatting

Belanghebbende, X, emigreert op 10 augustus 2020 naar Denemarken. Na haar emigratie heeft X geen belastbare inkomsten uit Nederland. Bij het opleggen van de aanslag kent de inspecteur een bedrag van € 1.652 aan algemene heffingskorting en een bedrag van € 1.262 aan arbeidskorting toe. In geschil is of de aanslag IB/PVV 2020 naar een te hoog bedrag aan X is opgelegd, meer specifiek of de juiste bedragen aan heffingskortingen zijn toegekend.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X vanaf 10 augustus 2020 niet meer binnenlands belastingplichtig is. Zowel het belastingdeel als het premiedeel van de algemene heffingskorting dienen tijdsevenredig verlaagd te worden. De belasting- en premiedelen van de arbeidskorting dienen ook tijdsevenredig verlaagd te worden. De wettelijke bepaling met de tijdsevenredige verlaging van het premiedeel is een dwingendrechtelijke bepaling. De inspecteur heeft dus geen beleidsvrijheid bij de toepassing ervan en het evenredigheidsbeginsel speelt dan geen rol bij de wetstoepassing. Het beroep van X is ongegrond.

Als het oordeel van de inspecteur je niet bevalt, dan kan je alsnog het modewoord evenredigheidsbeginsel van art 3.4 AWB als joker inzetten. In onderstaande procedure bij de rechtbank heeft belanghebbende voor de IB in 2020 inkomen genoten tot aan het moment van haar emigratie naar Denemarken in aug 2020. Daarmee hield ook de premieplicht op. Belanghebbende vindt het niet evenredig, dat zij vanwege de emigratie veel minder terugkrijgt (33 euro) dan als zij het gehele jaar in NL was gebleven (799 euro). Immers, dan was zij het gehele jaar premieplichtig geweest en was er geen sprake van tijdsevenredige verlaging van het premiedeel van de algemene heffingskorting (waardoor dan meer heffingskorting). Kennelijk wreef belanghebbende zich wel in de handen nu de inspecteur het belastingdeel van de algemene heffingskorting abusievelijk wél volledig toekende. De rechter ziet geen schending van een beginsel van behoorlijk bestuur nu er sprake is van dwingend recht. Immers, de wetgever moet dit hebben voorzien. De aanslag is niet te hoog vastgesteld. Ook niet als zij als buitenlands belastingplichtige zou zijn doorgegaan, omdat de wet op dezelfde manier zou hebben uitgewerkt. Overigens, de rechter moet de tekst van de uitspraak wel op storende foutjes laten nakijken.

Ik ben benieuwd of de inspecteur bij de afdoening van het bezwaarschrift, als geen beroep zou zijn gedaan op de evenredigheid, toch samen met zijn/haar/lhbtiq+ collega’s de grenzen van de menselijke maat heeft opgezocht. Als ware gezeten op de stoel van de rechter.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *