
“Wanneer ik tracht bondig te zijn, word ik onduidelijk” (Horatius)
Taxlive 7/11/25 VNVandaag 6/11/25
Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 08-10-2025 (publicatie 04-11-2025) 23/1670 ECLI:NL:GHSHE:2025:2779
ECLI:NL:GHSHE:2025:2779, Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 23/1670
Samenvatting
X BV is een onroerendezaakrechtspersoon (OZR) en is voor 50% aandeelhouder van D BV, die eigenaar is van een onroerende zaak. De aandelen in X BV worden gehouden door A NV (50%), B BV en C BV (ieder 25%). In december 2020 koopt X BV van A NV haar eigen aandelen en trekt deze vervolgens in. X BV verzoekt om vrijstelling van de verschuldigde overdrachtsbelasting en doet een beroep op het besluit van 15 oktober 2015 (V-N 2015/55.20). In onderdeel 6.3 staat dat de inkoop van eigen aandelen niet belast is als de aandelen direct worden ingetrokken en de onderlinge gerechtigdheid van de aandeelhouder(s) tot het vermogen niet wijzigt. De inspecteur legt een naheffingsaanslag op. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de inkoop een belaste verkrijging. Door de inkoop is de onderlinge gerechtigdheid van de aandeelhouders tot het vermogen van X BV veranderd, zodat zij geen geslaagd beroep kan doen op de goedkeuring. X BV gaat in hoger beroep.
Hof ‘s-Hertogenbosch bevestigt dat de inkoop van de eigen aandelen een belaste verkrijging is. De ingekochte aandelen blijven namelijk een waarde vertegenwoordigen die bij herplaatsing verzilverd zou kunnen worden. Het maakt niet uit dat X zelf op de ingekochte aandelen geen dividend ontvangt, geen stemrecht heeft en ook niet dat de ingekochte aandelen direct na de inkoop zijn ingetrokken. Bij de inkoop is de onderlinge gerechtigdheid van haar (directe) aandeelhouders met 50% gewijzigd, zodat de goedkeuring niet van toepassing is. Het hoger beroep is ongegrond.
Opmerking
Belanghebbende is een onroerendezaakrechtspersoon (ozr), omdat zij een onroerende zaak houdt in een dochtermij. Zij koopt haar eigen aandelen in van de 50% aandeelhouder A NV en trekt deze aandelen vervolgens in. Het hof oordeelt in navolging van de Rechtbank, dat de inkoop van aandelen voor belanghebbende een verkrijging is voor de overdrachtsbelasting ex art 4 WBR. Dit op grond van jurisprudentie en de parlementaire historie. Een rechtsvraag die belanghebbende mogelijk toch verleid om het aan de HR voor te leggen.
Belanghebbende verwijst daarbij tevergeefs naar de goedkeuring in het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 15 oktober 2015, nr. BLKB 2015/744M, onderdeel 6.3, waarin staat, dat is vrijgesteld de verkrijging door een ozr van eigen aandelen als gevolg van een inkoop, direct gevolgd door intrekking van de ingekochte aandelen én de uitgifte (toekenning) van aandelen door een ozr.
Maar dan mag de onderlinge gerechtigdheid van de aandeelhouder(s) tot het vermogen niet wijzigen. Met de term ’gerechtigdheid’ wordt bedoeld het materiële belang bij de waardeontwikkeling van de (fictieve) onroerende zaken, dat door de aandelen wordt vertegenwoordigd. Als er in de onderlinge gerechtigdheid wel een wijziging optreedt, dan is belast hetgeen meer wordt verkregen ten opzichte van de oorspronkelijke verhouding.
Belanghebbende stelt in een onduidelijk betoog over haar indirecte belang, dat zij onder de goedkeuring valt. Maar Rechtbank en Hof laten dat betoog voor wat het is en wijzen erop, dat de onderlinge gerechtigdheid van de overblijvende aandeelhouders wel is gewijzigd, waardoor in ieder geval niet aan die voorwaarde wordt voldaan.
Voordat de inkoop plaatsvindt, zijn [A NV] (50%), [B BV] (25%) en [C BV] (25%) de aandeelhouders die tot het vermogen van de belanghebbende zijn gerechtigd. Nadat de aandelen zijn ingekocht, zijn dat [B BV] en [C BV] voor beide 50%. De onderlinge gerechtigdheid van de aandeelhouders tot het vermogen van belanghebbende is dus als gevolg van de inkoop gewijzigd. Aan de voorwaarde van het Besluit wordt niet voldaan. Belanghebbende kan geen geslaagd beroep doen op de goedkeuring zoals bedoeld in onderdeel 6.3 van het Besluit.
Aan de voorwaarde in het besluit kan alleen worden voldaan, als de aandelen van alle aandeelhouders naar hun gerechtigdheid worden ingekocht óf verkregen. In andere gevallen zal de onderlinge gerechtigdheid altijd wijzigen. Wat mij op de vraag brengt of de resterende aandeelhouders ook een naheffingsaanslag hebben gekregen.
Ricky Turpijn
