Citaat Johan Cruijff: “Ik ben er nog steeds van overtuigd dat zoals ik het doe je het moet doen want anders zou ik het niet doen.”

Taxlive 12/12/23 VNVandaag 11/12/23
Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 23-07-2020 (publicatie 01-09-2020) 17/00215 ECLI:NL:GHARL:2023:10189

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:GHARL:2023:10189

Samenvatting

Belanghebbende, X, doet aangifte IB/PVV 2018 waarin hij € 10.000 als giften aan Stichtingen, zonder ANBI-status, aftrekt. Hof Den Haag heeft voor belastingjaar 2008 reeds geoordeeld dat deze giften niet aftrekbaar zijn (V-N 2013/51.20.19). Ook over de jaren 2016 en 2017 volgen procedures over de giftenaftrek, zie onder andere V-N 2021/33.1.1. De inspecteur verleent een giftenaftrek van € 50 en legt een vergrijpboete van € 1.248 op. In geschil is of de giftenaftrek terecht is geweigerd en de vergrijpboete terecht is opgelegd.

Hof Den Haag (V-N Vandaag 2023/30) oordeelt dat de inspecteur de giftenaftrek op grond van de wettelijke regeling terecht heeft geweigerd en overtuigend heeft aangetoond dat X wist dat de giften aan de Stichting niet aftrekbaar waren. Gelet hierop is er sprake van voorwaardelijke opzet en is de vergrijpboete terecht opgelegd. Wel vermindert het hof de boete met 50% vanwege financiële omstandigheden en de toezegging van X om de giftenaftrek niet meer in zijn aangifte te vermelden. Het beroep van X is voor wat betreft de boetebeschikking gegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

De zaak bij het verwijzingshof hieronder is na een debat ter zitting beëindigd. De inspecteur is overtuigd, dat de vergrijpboete niet houdbaar is. Hoe de redenering is verlopen wordt niet duidelijk, maar dat is voor het Hof kennelijk ook niet van belang. Althans, er is geen overweging van het Hof hierover te vinden. Partijen zijn er namelijk uit. Maar naar mijn mening had het Hof nog wel een overweging moeten geven in de trant van dat het standpunt van partijen niet in strijd is met de nieuwe rechtsregel die de Hoge Raad heeft geformuleerd, waarvoor de zaak is verwezen. In ro 3.2: “De aanwezigheid van een bestanddeel van een beboetbaar feit kan alleen worden aangenomen, als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. Deze maatstaf stemt overeen met de in fiscale wetgeving voorkomende formulering “doen blijken”, die inhoudt dat de desbetreffende feiten en omstandigheden overtuigend moeten worden aangetoond.” Dus niet aannemelijk, maar doen blijken. De HR ro 3.4.5 “De vaststelling wat de aangifteplichtige omtrent de juistheid van zijn aangifte had behoren te weten, is echter niet voldoende om te oordelen dat hij met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld. Daarvoor moet vaststaan (i) dat hij wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting zou worden geheven, en (ii) dat hij deze kans bovendien bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen)”

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:HR:2022:526

Het is goed, dat de insp zich nog eens goed realiseert, dat op grond van de nieuwe rechtsregel er een verzwaarde bewijslast is bij een boete op grond van (voorwaardelijke) opzet.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *