Citaat Blaise Pascal: “God is een oneindige bol waarvan het centrum overal is en de omtrek nergens.”

Taxlive 15/4/25 VNVandaag 14/4/25
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 01-04-2025 (publicatie 11-04-2025) 23/714 en 23/715 ECLI:NL:GHARL:2025:2063

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHARL:2025:2063

Het Zweedse B AB is de topholding van een concern waartoe ook belanghebbende, X BV, behoort. In 2004 deelt het concern mee dat ze C SpA, haar Italiaanse vennootschap, van de Italiaanse beurs wil halen. Om dit doel te bereiken richt D, de adviseur van het concern, een Italiaanse vennootschap op: K. Vervolgens worden aandelen met een nominale waarde van € 110.000 aan X BV uitgegeven en wordt een agio van ruim € 237 mln. op die aandelen gestort. De financiering van één en ander is door X BV ter beschikking gesteld. D verkoopt de aandelen C SpA vervolgens aan X BV. K koopt daarna beursgenoteerde aandelen C SpA en X BV koopt de resterende beursgenoteerde aandelen. Voor de verwerving van de beursgenoteerde aandelen C SpA is uiteindelijk ruim € 237 mln. betaald. De middelen hiertoe zijn verstrekt door F AB (de afdeling Treasury), een met X BV verbonden rechtspersoon. X BV brengt in 2005 de door haar betaalde rente in aftrek op haar winst. De inspecteur staat de renteaftrek echter niet toe, omdat het uiteindelijke belang van X BV in K niet is gewijzigd (art. 10a lid 2 onderdeel b Wet VPB 1969). X BV stelt dat haar belang in K, door de overname van de aandelen van D, is uitgebreid van 0% naar 100%. Verder vervult de afdeling Treasury, die het geld aan haar heeft uitgeleend, volgens X BV een financiële spilfunctie binnen het concern. Ook is de aftrek van de rente voor het jaar 2008 in geschil. De inspecteur staat de renteaftrek niet toe, omdat de rente niet aftrekbaar is op grond van art. 10a lid 1 Wet VPB 1969. Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat de rente op de lening om de beursgenoteerde aandelen C SpA te verwerven slechts voor een deel (over de periode 1 januari 2005 – 22 december 2005) aftrekbaar is. Verder is het hof van mening dat X bv niet aannemelijk maakt dat de leningen overwegend om zakelijke redenen zijn aangegaan. X BV gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen aan een schuld als het, uitlenende, verbonden lichaam een financiële spilfunctie vervult. De Hoge Raad zet vervolgens uiteen onder welke omstandigheden een verbonden lichaam met zijn financieringsactiviteiten een financiële spilfunctie vervult. Als sprake is van een financiële spilfunctie, liggen in principe in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag aan de verstrekte lening. Nu het hof in zijn oordeel niet is ingegaan op de stelling van X BV dat Treasury binnen het concern een financiële spilfunctie vervult, heeft het hof zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur terecht heeft geweigerd om de op de leningen verschuldigde rente in aftrek toe te laten (art. 10a Wet VPB 1969). Het hof komt tot dezelfde conclusie als Hof ’s-Hertogenbosch: de VPB-navorderingsaanslag 2005 moet worden verminderd naar een belastbaar bedrag van € 68,6 mln. en de VPB-aanslag 2008 moet worden gehandhaafd. Het hof overweegt daarbij dat X BV niet aannemelijk maakt dat F AB kan worden aangemerkt als een financiële spil, zoals bedoeld door de Hoge Raad in het verwijzingsarrest. Op relevante punten is bij het hof namelijk twijfel gerezen en er is veel onduidelijk gebleven. Onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie EU van 4 oktober 2024 (C-585/22, V-N 2024/47.10 [X BV]) merkt het hof ook nog op dat art. 10a Wet VPB 1969 en de daarin opgenomen tegenbewijsregeling (dubbele zakelijkheidstoets) niet in strijd zijn met de vrijheid van vestiging. Ook het EU-rechtelijke evenredigheidsbeginsel verzet zich er niet tegen dat de renteaftrek volledig wordt uitgesloten.

Rente op concernlening voor zakelijke transactie deels aftrekbaar. Citaat Blaise Pascal: “God is een oneindige bol waarvan het centrum overal is en de omtrek nergens.”

Het gaat hier om een uitspraak van het Hof na verwijzing over een navorderingsaanslag Vpb 2005 en de Vpb 2008. Dat is 17 jaar geleden! Het gaat wel om groot belang van 10 resp 20 miljoen, maar toch. Dat is de rente die niet in aftrek kan worden gebracht op grond van art 10a Vpb.

Belanghebbende krijgt gelijk in het beroep tegen de correctie 2005, maar niet tegen de correctie 2008. Het eerste Hof ziet ruimte voor toepassing van de zgn. per element benadering in de fiscale eenheid in 2005 (waarbij de besmette lening wordt weggedacht, zodat de renteaftrekbeperking van art 10a Vpb niet van toepassing is). Tegen 2008 heeft belanghebbende cassatieberoep ingesteld. De insp zag er geen been in om tegen 2005 beroep aan te tekenen, waardoor de correctie definitief wordt teruggenomen. Kennelijk heeft de insp deze intrekking ook nog eens bevestigd bij het verwijzingshof. Het beroep op de per element benadering in 2008 is door het verwijzingshof overigens niet gehonoreerd (niet minimaal 95% aandelenbelang).

Het verwijzingshof omschrijft in het kort wat de HR heeft geoordeeld. Uit het verwijzingsarrest (r.o. 3.3.6) volgt dat, als wordt geleend van een verbonden lichaam dat zodanige financieringsactiviteiten uitvoert dat het daarmee een financiële spilfunctie vervult, aan een schuld in beginsel overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen.

(HR 3 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:330) https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2023:330

De HR heeft daarbij wat criteria opgesteld. Het lichaam moet een actieve financieringsfunctie vervullen binnen de groep verbonden lichamen, in hoofdzaak bezig met het uitvoeren van financiële transacties ten behoeve van tot de groep behorende lichamen en het zal zelfstandig moeten zijn in de dagelijkse bedrijfsvoering.

Op grond van de overgelegde stukken en na vergeefs beroep op strijd met de vrijheid van vestiging en schending van het evenredigheidsbeginsel geeft het Hof een samenvattend oordeel, dat de rente in 2008 niet aftrekbaar is.

“De gehele context beschouwend, is de volgende situatie aan de orde. Er is sprake van een onzakelijke omleiding van gelden, waarbij de schuldeiser binnen het concern geen financiële spilfunctie vervult en ook overigens voor de leningen niet is gebleken van een economische rechtvaardiging. In de constructie is een Nederlandse dochter, te weten belanghebbende, opgenomen om in Nederland een renteaftrek te creëren en in Zweden compensabele verliezen te (kunnen) benutten. Vanwege de bijzondere betrekkingen zijn aan deze dochter leningen verstrekt met als doel het compenseren van genoemde verliezen. Het Hof acht aannemelijk dat deze leningen niet zouden zijn aangegaan als het beoogde belastingvoordeel niet zou zijn nagestreefd. Voor lidstaten geldt volgens vaste HvJ-rechtspraak geen EU-rechtelijke verplichting om kunstmatige verplaatsing van resultaat toe te staan uit een lidstaat naar een andere lidstaat waar het concern over compensabele verliezen beschikt. In dergelijke omstandigheden kan niet worden gezegd dat volledige weigering van de renteaftrek, om zo het belastingvoordeel weg te nemen, onevenredig is.“

Het kan niet anders, dat 17 jaar na het belastingjaar en nog wel een paar jaar voor de HR wordt gereserveerd.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *