“Wetten zijn alleen van nut in de gemakkelijke gevallen. In de moeilijke gevallen geldt alleen de wet van van de sterkste” (Piet Grijs)

Taxlive 9/5/25 VNVandaag 8/5/25
Bron: Gerechtshof Amsterdam 19-02-2025 (publicatie 07-05-2025) 24/307 ECLI:NL:GHAMS:2025:1048

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHAMS:2025:1048

Stichting X is opgericht door Y BV, een full-service adviesbureau op het gebied van tijd en workforce management. X beoogt met haar activiteiten het tijdsbewustzijn te verhogen en daarmee het welzijn in de samenleving te bevorderen. X doet een verzoek om aangemerkt te worden als ANBI. De inspecteur wijst dit verzoek af. In beroep oordeelt Rechtbank Noord-Holland dat de inspecteur dit verzoek van X ten onterechte heeft afgewezen. Volgens de rechtbank heeft X aannemelijk gemaakt dat haar activiteiten het algemeen belang dienen. De inspecteur gaat in hoger beroep. In hoger beroep is in geschil of de inspecteur het verzoek van X om als ANBI aangemerkt te worden terecht heeft afgewezen.

Hof Amsterdam oordeelt anders dan de Rechtbank Noord-Holland dat X niet kwalificeert als ANBI. Uit hetgeen X heeft aangedragen blijkt dat zij zich primair en rechtstreeks (nagenoeg) uitsluitend richt op particuliere belangen. Het gegeven dat X zich tracht in te zetten voor tijdbewustwording voor alle deelnemers van de maatschappij en daar in zo breed mogelijke zin aandacht voor vraagt, laat onverlet dat met de activiteiten in belangrijke mate de persoonlijke ontwikkeling en daarmee het particulier belang van de deelnemers is gebaat. Hoogstens kan geconcludeerd worden dat mogelijk sprake is van een gunstig maatschappelijk neveneffect. De activiteiten zelf dienen niet het algemeen belang. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.

Deze uitspraak van de appelrechter over de negatieve ANBI beschikking van de inspecteur is nu een sterk staaltje bewijs, dat de tweede feitelijke instantie kan worden opgedoekt. Het hof oordeelt krek op precies dezelfde gegevens als die de rechtbank ter beschikking stond 180 graden anders, nu in het voordeel van de inspecteur.

De vraag die voorlag was of de activiteiten van belanghebbende, een stichting, in enige mate het algemeen belang diende en zo ja of dat minimaal voor 90% is. De activiteiten richtten zich op het wat zweverige (mijn interpretatie) begrip tijdbewustwording wat onder de noemer van welzijn zou kwalificeren als algemeen belang.

De rechtbank zet nog eens op een rijtje hoe belanghebbende zou kunnen kwalificeren als ANBI. Die regelgeving neemt het Hof over. Met iets andere woorden, maar verder op basis van dezelfde feiten komt het Hof – anders dan de Rechtbank – tot de conclusie dat het particulier belang van de deelnemers – niet algemeen belang – met de tijdbewustwording activiteiten wordt gediend. Hoogstens is er een gunstig maatschappelijk neveneffect. Je zou dus ook kunnen zeggen, dat het maatschappelijk belang voor minder dan 90% wordt gediend. Overigens moet je er toch niet aan denken, dat al die door de duurbetaalde personeelsgoeroes uitgedachte projecten tot heil van de werknemer een algemeen maatschappelijk belang dienen.

Het is natuurlijk al een moeilijke kwestie om te oordelen wat nu welzijn is als algemeen maatschappelijk belang. Opvallend is dat de parlementaire historie daarbij gewoon gebruik maakt van het Van Dale woordenboek.

Eigenlijk zou je voor dit soort open begrippen direct de Hoge Raad in een prejudiciële vraag moeten kunnen lastig vallen of anders sprongcassatie instellen, ware het niet dat voor deze sterk feitelijke vragen de HR niet opgesteld staat.

Dus de appelrechter heeft het laatste woord. Maar waarom zou die rechter het beter moeten weten dan de rechter in primaire instantie, anders dan dat er nu eenmaal een gesloten systeem van bezwaar en beroep is?

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *