Citaat John F Kennedy (sterfdag 22/11/1963): “If a free society cannot help the many who are poor, it cannot save the few who are rich”

Taxlive 20/11/23 VNVandaag 17/11/23
Bron: Rechtbank Den Haag 30-05-2023 (publicatie 15-11-2023) AWB – 22 _ 1090 ECLI:NL:RBDHA:2023:8463

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:8463

Samenvatting

X en zijn broer zijn vennoten in een VOF. De VOF verkoopt in 2010 grond en opstallen aan de gemeente. De broers vormen hiervoor een herinvesteringsreserve van € 1.175.745. De Belastingdienst verleent toestemming om de termijn voor herinvestering te verlengen tot 31 december 2014. X neemt in zijn aangifte 2014 op dat de herinvesteringsreserve is afgenomen tot € 183.000 zonder een vrijval in aanmerking te nemen. De inspecteur corrigeert de winst met een belaste vrijval herinvesteringsreserves minus additionele kosten. De correctie van de herinvesteringsreserve betreft een “onbelaste” vrijval van € 151.332, de resterende herinvesteringsreserve per 31 december 2014 van € 183.000 en gemaakte kosten ter grootte van € 437.940.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat bij gebrek aan motivering en zonder toestemming van de inspecteur om de termijn verder te verlengen dan 31 december 2014 de bedragen van € 151.332 en € 183.000 belast vrijvallen. Met betrekking tot de gemaakte kosten van € 437.940 is niet aannemelijk gemaakt dat deze zijn aan te merken als aanschaffings- of voortbrengingskosten van een bedrijfsmiddel. Deze kosten zijn ook niet als algemene kosten aftrekbaar door gebrek aan onderbouwing met objectieve gegevens, zoals facturen. Het beroep is ongegrond.

Een procedure over de vrijval van de herinvesteringsreserve (hir) in de inkomstenbelasting komt niet vaak voor. Sinds de strenge leer van de vervangingsreserve vanaf 2001 is vervanging door de hir heeft de inspecteur zich soepel moeten opstellen bij het verzoek om de belasting op de winst op de verkoop van een bedrijfsmiddel uit te stellen, zolang een voornemen tot herinvestering in een ander bedrijfsmiddel 3 jaar lang aanwezig was. Eventueel met een verlenging vanwege bijzondere omstandigheden. Met de eis, dat er in het derde jaar wel een begin van uitvoering van herinvestering moet zijn gegeven. Als geen herinvestering in een bedrijfsmiddel volgde, dan werd de winst in het derde jaar alsnog belast (vrijval reserve). In haar standaardarresten heeft de Hoge Raad steeds meer invulling gegeven aan de rechtsvragen over dit onderwerp. Niet in het minst, omdat geschilpunten uit het lijvige besluit gretig aan de hoogste rechter werden voorgelegd. De praktijk zou zich nu wel moeten kunnen redden met het leerstuk. In onderstaande procedure ging het niet om rechtsvragen, maar ‘gewoon’ of de reserve van bijna 1,2 mln moest vrijvallen vanwege het ontbreken van een herinvestering in een bedrijfsmiddel aan het eind van de termijn. Volgens de inspecteur wel. Belanghebbende, één van de twee vennoten van een vof dacht daar anders over. In de aangifte van het jaar van vrijval 2014 verdween een groot deel van de gevormde reserve eind 2010 van de balans zonder deze in de winst op te nemen. Kennelijk had belanghebbende gemeend, dat gemaakte kosten (dus geen bedrijfsmiddel) op de reserve zonder gevolgen kon worden afgeboekt. Sterker, de inspecteur had dat toegezegd. Maar daar levert belanghebbende geen bewijs voor. De belh liet zonder reden ook nog een deel van de reserve op de balans staan. Nu had de inspecteur de termijn al met een jaar verlengd tot eind 2014. Het waarom staat niet in de uitspraak, maar belanghebbende moet de inspecteur hebben overtuigd, dat er bijzondere omstandigheden zijn en er een begin van uitvoering van herinvestering is gegeven. Dat zijn strenge bewijseisen. Eind 2014 had het restant van de reserve in de winst moeten vrijvallen. Uiteindelijk heeft de inspecteur bij belh (en ik neem aan ook bij de andere vennoot) een winst (na kostenaftrek conform jurisprudentie) van bijna 375.000 euro in de aangifte bijgeteld. De rechter volgt de inspecteur hierin.

Wat mij betreft had belh geen pleitbaar standpunt ten tijde van de indiening van de aangifte 2014 en had belanghebbende gezien de gemiste belasting volgens de aanmeldingsrichtlijnen voor strafrechtelijke vervolging aangemeld moeten worden. Maar er is ook geen boete opgelegd in verband met het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte. Het is daarbij wel onbegrijpelijk, dat de inspecteur 5 jaar (!) heeft gedaan om uitspraak op bezwaar te doen. Nu ontvangt belanghebbende 4500 euro schadevergoeding uit de staatskas vanwege termijnoverschrijding. Opvallend is verder, dat ondanks het ongegronde beroep, de inspecteur wel de griffierechten moet vergoeden (50 euro). Hoewel niet genoemd in de uitspraak heeft de Hoge Raad in 2015 ECLI:NL:HR:2015:660 toegestaan, dat als een immateriële schadevergoeding (isv) wordt toegekend, de rechter het griffierecht aan belanghebbende dient te laten vergoeden. En die isv is er.

Je zou kunnen zeggen, dat de belh het maatwerk van de inspecteur heeft misbruikt. Maar ook, dat de inspecteur heeft zitten slapen bij de jaarlijkse toets van het het vervangingsvoornemen én van de eis van ‘begin van uitvoering’.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *