Citaat Johan Cruijff: “Ajax is een heerlijke club, wanneer je er voor zorgt dat je de leiding hebt, anders is hier niet te werken”
Taxlive 21/11/22 VNVandaag 18/11/22
Bron: Gerechtshof Den Haag 03-11-2022 (publicatie17-11-2022) BK-19/00446 tot en met BK-19/00452 ECLI:NL:GHDHA:2022:2269
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2022:2269
Samenvatting
X Ltd. is opgericht naar het recht van Cyprus. De aandelen van Z nv, de moedervennootschap van X Ltd., zijn in handen van A. X Ltd. houdt twee vorderingen. Een van € 21 mln op een zustervennootschap, en een van € 29,3 mln op A in verband met de overdracht van een aandelenportefeuille. In 2012 draagt X Ltd. de vordering over aan Z nv. De vordering bedraagt op dat moment € 36,2 mln, terwijl de aandelenportefeuille € 19,6 waard is. X Ltd. scheldt het verschil tussen de waarde van de vordering en de waarde van de aandelenportefeuille kwijt. Naar aanleiding van een in 2015 door de inspecteur ingesteld onderzoek, stelt hij dat de vestigingsplaats van X Ltd. in Nederland is gelegen, en legt hij VPB-navorderingsaanslagen over de jaren 2006 – 2010 op aan X Ltd. In geschil is of de inspecteur beschikt over een nieuw feit.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur in redelijkheid mocht uitgaan van de juistheid van het namens X Ltd. (mede) door een gerenommeerd belastingadvieskantoor gepresenteerde gegeven dat X Ltd. was gevestigd op Cyprus. Niet van belang is dat de inspecteur wist dat het bestuur werd gevormd door een trustkantoor, dat de enige bezittingen van X bv twee omvangrijke vorderingen waren en dat X Ltd. haar vermogen in 2012 aan haar Nederlandse aandeelhouder heeft uitgekeerd. Aangezien op grond van deze informatie nog steeds de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid bestond dat de vestigingsplaats van X Ltd. zich op Cyprus bevond, hoefde de inspecteur geen nader onderzoek in te stellen. Ook is niet van belang dat de inspecteur pas in 2015 een vestigingsplaatsonderzoek heeft ingesteld op basis van informatie die hem in wezen reeds in 2013 bekend was. De in het kader van het vestigingsplaatsonderzoek aan het licht gekomen informatie vormt het nieuwe feit waarop de inspecteur zijn standpunt baseert dat X Ltd. niet, zoals voorgespiegeld, op Cyprus is gevestigd, maar in Nederland. Omdat de inspecteur de verlengde navorderingstermijn van 12 jaren mag toepassen, zijn de navorderingsaanslagen tijdig opgelegd. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank.
Opmerking
Navorderingsaanslagen wel, boeten niet voor Cypriotische vennootschap.
Cyprus. Een eiland met veel zon, maar ook met een lekker fiscaal klimaat. Op internet is te vinden waarom.
http://tcalaw.eu/nl/why-cyprus/
Onder meer een lager tarief vennootschapsbelasting dan in Nederland en geen inhouding dividendbelasting over winstuitkeringen. Daarom geliefd bij Nederlanders om de onderneming in een Cypriotische vennootschap (limited) met vestiging op Cyprus onder te brengen. De vestigingsplaats van een vennootschap wordt aan de hand van de feitelijke omstandigheden bepaald, zoals waar de belangrijke investeringsbeslissingen worden genomen. De zgn. kernbeslissingen. Dat geldt voor een BV én voor een buitenlandse vennootschap. Belangrijk, omdat een vestigingsplaats in Nederland leidt tot belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Voor een natuurlijk persoon geldt de woonplaats. De eigenaar van de Cypriotische vennootschap blijft natuurlijk in Nederland wonen. En zorgt voor een bestuur – vaak een trust of een adviseur – gelegen op Cyprus, die de kernbeslissingen van de vennootschap nemen.
Niets aan de hand? Natuurlijk wel. De inspecteur vennootschapsbelasting weet heus wel, dat de eigenaar zijn vennootschap niet uit handen geeft. Dat dus de belangrijke beslissingen in Nederland genomen worden en dat de vennootschap dus in Nederland is gevestigd én belastingplichtig is. Maar dan moet de inspecteur dit nog wel aannemelijk maken door een vestigingsplaatsonderzoek. Dat is een tijdrovend en zeer feitelijk onderzoek. Soms slaagt de inspecteur, soms niet. In de procedure hieronder voor de rechtbank kan de inspecteur het niet aannemelijk maken, maar voor het Hof wel. Een reeks van navorderingen mét forse boetes van 75% voor opzet over de jaren 2006 t/m 2012 is het gevolg van zo’n onderzoek. Zelfs met een verlengde navorderingstermijn van 12 jaar in plaats van 5. De rechtbank vindt, dat de inspecteur niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan bij de aanslagregeling en heeft daarom geen nieuw feit voor een navordering later. Immers, de inspecteur heeft in eerdere jaren desgevraagd te horen gekregen, dat de vennootschap op Cyprus is gevestigd. Het Hof ziet daar nog geen onderzoeksplicht in, omdat de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestond, dat de vennootschap écht op Cyprus gevestigd is.
Maar gelijk krijgen in de navordering is één, de boete is twee. Er geldt voor een boete namelijk een zwaardere bewijslast. De inspecteur moet namelijk overtuigend bewijzen. De inspecteur heeft met name niet doen blijken, dat de vennootschap (!) via haar formele bestuur – de adviseur – dan wel via haar feitelijke bestuurder – de eigenaar – na afweging van de feiten tot de conclusie is gekomen dat de ‘substance’ op Cyprus onvoldoende was. Alle boeten gaan dus van tafel. In mijn woorden: de ‘smoking gun’ is niet aangetroffen. Tja, daar kan de inspecteur nog op kauwen, voordat hij de beslissing neemt om dit aan de Hoge Raad voor te leggen.
Ricky Turpijn