Citaat Otto von Bismarck: “Ik ben dankbaar voor de scherpste kritiek, als ze maar zakelijk blijft.”

Taxlive 22/12/23 VNVandaag 21/12/23
Bron: Rechtbank Noord-Nederland 07-12-2023 (publicatie 13-12-2023) 22/3672 en 23/2074 ECLI:NL:RBNNE:2023:4975

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBNNE:2023:4975

Samenvatting

X gaat per november 2018 samen met haar fiscaal partner een vof aan. De vof maakt in 2019 een winst van € 1182. X is in het jaar 2019 eveneens in dienst van een thuiszorgorganisatie, waarvoor zij € 43.738 loon ontvangt. X doet voor het jaar 2019 aangifte IB/PVV van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.747. Zij geeft daarbij een belastbare winst uit de vof aan van € -8986. Aan haar fiscaal partner is ten laste van de winst een arbeidsvergoeding toegekend van € 35.000. De huidige winstverdeling tussen X en haar partner is volgens de inspecteur niet zakelijk. Hij wijkt af van de ingediende aangifte.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de aanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Het toekennen van een arbeidsbeloning aan de fiscaal partner is in beginsel zakelijk, nu niet in geschil is dat hij arbeid heeft verricht in de onderneming. X heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat een onafhankelijke derde ook akkoord zou gaan met een arbeidsbeloning van € 35.000. Gelet op de behaalde omzet gaat dit bedrag zover uit boven wat er uiteindelijk aan resultaat resteert, dat niet zonder deugdelijke toelichting, die ontbreekt, kan worden gezegd dat het op zakelijke gronden berust.

In onderstaande procedure ontrafelt de rechtbank een truc om over 2019 en 2020 de arbeidskosten binnen een onderneming van één van de fiscale partners op conto van beide partners te laten komen. Papier is geduldig, zo ook de vof overeenkomst tussen man en vrouw (hoewel dit niet op papier hoeft te staan). De vrouw en de man brengen arbeid in en krijgen ieder 50% van de winst. In feite wordt de onderneming van de man (begonnen in 1979) voortgezet. Niet duidelijk is wat de onderneming is. De vrouw krijgt een salaris van een zorginstelling en is in 2021 met pensioen gegaan. De man krijgt een salaris én vanaf 2019 een pensioen uit de onderneming. De salariskosten zorgen ervoor dat de vof verlies maakt. Daarvan komt dus 50% voor rekening van de vrouw. De inspecteur accepteert het verlies 2019 en 2020 bij de vrouw – belanghebbende – niet (correctie 2020 door een navordering vanwege een computerfout)

De rechtbank oordeelt, dat als uitgangspunt geldt in het zakelijk verkeer dat iemand die arbeid verricht daarvoor een redelijke vergoeding nastreeft. In dat licht is de arbeidsbeloning aan de man in beginsel zakelijk, nu niet in geschil is dat hij arbeid heeft verricht in de onderneming. Maar belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat een onafhankelijke derde akkoord zou zijn gegaan met een arbeidsbeloning van € 35.000. Zo is niet duidelijk waarop de hoogte van die arbeidsbeloning, mede in het licht van de omzet, is gebaseerd. Gelet op de (ook in het verleden en de na 2020) behaalde omzetten gaat dit bedrag zover uit boven wat er uiteindelijk aan resultaat resteert, dat niet zonder deugdelijke toelichting, die ontbreekt en desgevraagd niet werd gegeven, kan worden gezegd dat het op zakelijke gronden berust. Dit zou wellicht anders kunnen zijn als er zicht zou zijn op een hogere resultaatverwachting in de (nabije) toekomst. Dat is echter niet gesteld of aannemelijk gemaakt. Op de zitting is daarentegen verklaard dat de bedrijfsvoering als gevolg van persoonlijke omstandigheden bij belanghebbende en haar man ver is achtergebleven bij wat hen voor ogen stond bij het oprichten van de vof.

De rechtbank is van oordeel dat eveneens niet aannemelijk is gemaakt dat de 50/50 winstverdeling op zakelijke gronden berust. Uit de stukken volgt dat eiseres gedurende de in geding zijnde jaren in loondienst was bij een thuiszorgorganisatie. Gesteld, noch gebleken is dat zij arbeid heeft ingebracht binnen de onderneming. Als dat al het geval zou zijn geweest dan is het in elk geval niet in dezelfde verhouding geweest als haar partner. Ook is gesteld, noch gebleken dat zij en zo ja wat zij anderszins heeft ingebracht in de vof. In die omstandigheden vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat een onafhankelijke derde zou hebben ingestemd met een 50/50 winstverdeling. Belanghebbende heeft tegenover de betwisting door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat dit wel het geval zou zijn.

De correcties van de inspecteur zijn dus terecht. Duidelijk, toch? Toch een opmerking. De rechtbank lijkt met het salaris van de man te schuren tegen het verbod op de stoel van de ondernemer te zitten. De marginale toets legt de bewijslast bij de inspecteur, niet bij belanghebbende. Immers, er is arbeid verricht. De omzet van de onderneming van de man kende in het verleden wel bedragen hoger dan € 35.000.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *