Menselijke maat had deze procedure kunnen voorkomen
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 09-02-2022 (publicatie 07-03-2022) AWB- 21_410 ECLI:NL:RBZWB:2022:444
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2022:444
Samenvatting
X is het niet eens met een naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Breda. X stelt dat geen sprake was van parkeren, maar van het onmiddellijk instappen van haar dochter. Omdat de dochter meervoudig gehandicapt was, neemt het instappen meer tijd in beslag.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het wachten op een gehandicapte dochter geschaard kan worden onder onmiddellijk instappen. Hieronder vallen normaal gesproken alleen die handelingen die een daadwerkelijk in- en uitstappen vormen. In dit geval rekent de rechtbank ook mee de tijd die objectief gezien redelijkerwijs noodzakelijk is voor de dochter om van haar begeleider naar de auto te lopen en in te stappen. X heeft geloofwaardig verklaard dat voor genoemde handeling niet meer tijd gebruikt is dan objectief gezien redelijkerwijs noodzakelijk was. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat de dochter niet verkeersveilig is en niet bij haar begeleiding weg mag totdat X zichtbaar aanwezig is. De heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat X langer stil heeft gestaan dan voor de voornoemde handelingen noodzakelijk was.
Opmerking
Gevoelsmatig zou deze heffingsambtenaar gebrek aan menselijke maat verweten kunnen worden. Het gaat om de invulling van het begrip onmiddellijk in – en uitstappen. Deze handelingen vallen niet onder het in een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig. Ook al zou die regel eenduidig uit te leggen zijn, dan nog is het de vraag of de uitvoering evenredig is. Het verhaal klinkt niet ongeloofwaardig. Het draait volgens de heffingsambtenaar om het achterlaten van de auto op de parkeerplaats. Daartegenover staat dat belanghebbende slechts is uitgestapt om haar zwaargehandicapte dochter te begeleiden bij het instappen. Dat zich hier een schemergebied kan voordoen, lijkt de heffingsambtenaar zich te realiseren, omdat er kennelijk vervolgoverleg komt met de school om daar afspraken over te maken. Het kan natuurlijk, dat de ambtenaar ter zitting daartoe dringend door de rechter is gevraagd dit te doen. Maar mocht dit al bij bezwaar aan de orde zijn geweest, dan had het de ambtenaar gesierd, als hij toen al de aanslag naar nihil zou hebben teruggebracht.
De heffingsambtenaar had dit in de beslotenheid van het geval kunnen oplossen. Nu heeft hij een rechterlijke uitspraak aan zijn broek, die meer discussie op de weg doet ontstaan. Hij wordt bijna gedwongen om in hoger beroep te gaan.
Ricky Turpijn