Had de rechter het verband met het evenredigheidsbeginsel niet duidelijker kunnen leggen?
Taxlive 03/01/22
Bron: Rechtbank Noord-Holland 15-11-2021 AWB – 20 _ 4829 (gepubliceerd 28-12-2021) https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2021:11875
De kinderen eiser gaan naar de dagopvang. Door de corona is de dagopvang gesloten maar omdat eiser op advies van de overheid de opvang toch betaalt heeft hij recht op een tegemoetkoming. Door een onjuiste registratie werkt het hanteren van een peildatum voor eiser nadelig uit. In geschil is of eiser recht heeft op een hogere tegemoetkoming.
De rechtbank oordeelt dat de mogelijk nadelige gevolgen door de wetgever nadrukkelijk onder ogen zijn gezien en de reden waarom niet is voorzien in uitzonderingen voldoende is gemotiveerd. Het is niet aan de rechter om daar in te reden.
Rechtbank rechtsoverweging
RO 19. De rechtbank zal de wijze waarop het regelgevende orgaan aan de hem toekomende beslissingsruimte inhoud heeft gegeven aan de TKO en de Regeling, gelet op hetgeen eiser heeft aangevoerd, toetsen aan de algemene rechtsbeginselen en algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het beginsel van zorgvuldige besluitvorming, het vertrouwensbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank weegt bij de intensiteit van de toetsing mee dat de TKO een tegemoetkomende regeling betreft die eenmalig en kortdurend is en waarvan het effect op het leven van eiser beperkt is. Uit de hiervoor onder 15 weergegeven passage uit de nota van toelichting bij de AMvB blijkt dat er door de regelgever bewust voor is gekozen om een snel uit te voeren regeling met beperkte uitvoeringslast tot stand te brengen, en dat voor de hoogte van de tegemoetkoming de peildatum 6 april 2020 bepalend is. Er is daarbij opgemerkt dat voor gevallen waarin de gekozen peildatum buitengewoon nadelig uitwerkt nadere regels kunnen worden gesteld. Die nadere regels zijn gesteld in de Regeling, die erin voorziet dat in gevallen waarin na 6 april 2020 voor het eerst kinderopvangtoeslag is toegekend of voor één of meer volgende kinderen is toegekend kan worden afgeweken van de TKO. Ook daarbij is er blijkens de bij de Regeling gegeven toelichting – vanuit het oogpunt van eenvoud in de uitvoering – bewust voor gekozen om deze uitzondering niet van toepassing te laten zijn in een geval als dat van eiser, waarin een onjuiste registratie van gegevens op de peildatum heeft geleid tot een lagere vergoeding als die waarop recht zou hebben bestaan bij registratie van de juiste gegevens.
RO 20. De rechtbank is van oordeel dat uit een en ander blijkt dat de mogelijke nadelige gevolgen van een onjuiste registratie van gegevens op 6 april 2020 door de regelgever uitdrukkelijk onder ogen zijn gezien en de reden waarom geen uitzonderingen – anders dan voor nieuwe kinderen – zijn voorzien ook deugdelijk is gemotiveerd, namelijk vanwege de snelheid van het kunnen uitbetalen van een definitieve tegemoetkoming en het beperken van de uitvoeringslast. Deze keuze is van politiek-bestuurlijke aard en is voorbehouden aan de regelgever. Het is niet aan de rechter om daarin te treden.
Opmerking
De RB ziet geen mogelijkheid op grond van de in zijn ogen goed gemotiveerde regelgeving – overigens geen wet – aan de eiser tegemoet te komen. Ook niet na toetsing aan de beginselen van behoorlijk bestuur zoals het vertrouwensbeginsel (immers nadere toelichting van de regelgevers zou volgen op basis waarvan de situatie van eiser is uitgesloten) en de exceptieve toetsing aan het bekende evenredigheidsbeginsel. Exceptief, omdat de rechter constateert, dat de weg van beroep op grond van de AWB zou zijn afgesloten bij deze regeling (art 8:3, eerste lid, onder a).
In RO 18 van de rechtbank is overigens het van toepassing zijnde recht voor een deel overgenomen van hiervoor genoemde uitspraak van de ABRvS (RO 6), waaronder de verwijzing naar de toepassing van het evenredigheidsbeginsel (20 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452, die weer doorverwijst naar de Centrale Raad van Beroep van 1 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2016).
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2020:452
De eis voor afweging van belangen heeft de Raad van State toen al laten doorklinken in haar uitspraak. De toeslagenaffaire heeft ertoe geleid, dat de voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vraagt in een drietal procedures aan de staatsraden advocaat-generaal Widdershoven en Wattel om conclusie te nemen over de rechterlijke evenredigheidstoets. De staatsraden advocaat-generaal achten de tijd rijp voor een minder strikte uitleg van het toetsingsverbod in de Grondwet. Hierdoor krijgt de rechter meer ruimte om ook wetten die door het parlement zijn aangenomen te toetsen aan algemene rechtsbeginselen, zoals het evenredigheidsbeginsel. Zij menen dat op termijn het toetsingsverbod uit de Grondwet moet verdwijnen. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2021:1468
Overigens is de uitspraak in deze casus nog niet door de Raad van state gedaan.
Het is duidelijk, dat de rechter zich de nieuwste overwegingen van de Raad van State toe-eigent. De rechter toont wel begrip, maar zijn handen zijn gebonden:
“RO 22. De rechtbank heeft er begrip voor dat eiser zich door de TKO en de Regeling benadeeld voelt omdat op 6 april 2020 door hem niet de juiste gegevens bij de Belastingdienst/Toeslagen waren geregistreerd. Het is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet aan de rechter om de kring van rechthebbenden op de in de Regeling opgenomen uitzondering van de peildatum 6 april 2020 (met een exceptieve toets aan het evenredigheidsbeginsel) naar eigen inzicht uit te breiden.”
Toch zijn de gedachten van de rechter over hoe die toets aan het evenredigheidsbeginsel is verlopen niet direct te volgen. Maar het moet dan liggen in RO 19 en 20 (zie hierboven). Er heeft dus een afweging van belangen plaatsgevonden die volgens de rechter evenredig is verlopen. Maar gegeven de onrust naar aanleiding van de toeslagenaffaire zou de rechtbank er goed aan hebben gedaan die evenredigheid te benoemen. Immers, de wet op de toeslagen kent – zoals in deze casus – ook geen mogelijkheid om af te wijken van de strenge regels. Zelfs de Raad van State zag die mogelijkheid toen niet. Met alle ellende tot gevolg voor heel veel ouders.
De exceptieve toets lijkt de laatste haven bij de rechter voor eiser te zijn. Een volgende beroepsinstantie is er niet, volgens de rechtbank.
Ricky Turpijn