Citaat Simon Carmiggelt: “Alcoholische herinneringen verdampen snel.”

Taxlive 28/10/2022 VNVandaag 27/10/2022
Bron: Rechtbank Den Haag, 29-09-2022, nr. SGR 21/3811 ECLI:NL:RBDHA:2022:10185

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:10185

Samenvatting

X bv vormt sinds 2021 met A bv en gedurende de jaren 2004 en 2006 met B bv een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. B bv is in 2006 op verzoek uit de fiscale eenheid ontvoegd. Het faillissement van B bv is in 2006 uitgesproken. In 2017 is B bv opgehouden te bestaan nadat zij is ontbonden en haar vermogen is vereffend. X bv heeft voor het jaar 2017 aangifte gedaan naar een negatieve belastbare winst van € 671.537. De inspecteur stelt, rekening houdend met enkele correcties, een aanslag vast met een negatieve belastbare winst van € 303.807. X bv gaat in bezwaar en verzoekt tevens de aanslag hoger vast te stellen op een belastbare winst van € 2.150.800 en na verrekening van verliezen een belastbaar bedrag van € 0. X bv verzoekt daarbij alsnog een stelselwijziging te doen voor enkele (in 2018 en 2019 verkochte) onroerende zaken. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen. X bv gaat in beroep.

Rechtbank Den Haag concludeert, aan de hand van geldende jurisprudentie van de Hoge Raad, dat het beroep niet kan leiden tot een verhoging van de aanslag of verlaging van de verliesbeschikking. De rechtbank merkt ten overvloede op dat zij hierin een rechtstekort ziet. De rechtbank komt hierdoor niet aan een inhoudelijke beoordeling van de standpunten van X bv. Vanwege het ontbreken van een belang verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.

Opmerking

Nou, dit wordt zeker een toets voor de Hoge Raad, nadat de appel rechter ook negatief zal oordelen. Verliesverdamping is een onderwerp voor de boekhouder/accountant om er goed op te letten, dat dit niet gebeurt. Daar geeft art 20a, lid 11 en 12 Vpb de mogelijkheden voor, als het verlies niet meer verrekend kan worden, omdat het aandelen belang in de BV van eigenaar verandert. Maar ook, omdat er doodweg geen winst meer is om het verlies daarmee te compenseren. Een stelselwijziging van waardering van vastgoed zou dan voor een een hogere winst kunnen zorgen en zou verliesverdamping kunnen tegengaan. Voor de mogelijkheden en onmogelijkheden om verliesverdamping tegen te gaan heeft de staatssecretaris een besluit uitgevaardigd.

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-20943.html

Zo zal het verlies in 2013 uiterlijk met de winst in 2022 gecompenseerd moeten worden. Zo niet, dan verdampt het verlies. In bovenstaande procedure voor de rechtbank (rechters Schotte/Kiers/Heithuis) waardeert belastingplichtige BV in 2017 door stelselwijziging haar vastgoed op een hogere waarde. Daarmee wil zij het dreigend te verdampen verlies 2008 compenseren. Kennelijk heeft belastingplichtige tevergeefs gevraagd om de regeling uit te stellen danwel te mogen heropenen door een nieuwe aangifte in te dienen. Maar de aanslagregeling was al definitief. Het bezwaar daartegen heeft geen wettelijke grondslag, aldus de rechtbank. Er rest belastingplichtige niets anders dan om bezwaar in te dienen tegen de verliesbeschikking. Die had de inspecteur op zo’n 3 ton vastgesteld. Belastingplichtige wil door de herwaardering Ă©n alsnog verliesverrekening 2008 die beschikking op nihil vaststellen. Dus lager dan door de inspecteur eerder is vastgesteld. Op grond van recente jurisprudentie van de Hoge Raad heeft belastingplichtige geen procesbelang, omdat bij bezwaar belastingplichtige niet in een betere fiscale positie terecht kan komen, volgens de rechtbank. Immers, door de beschikking op nihil te zetten benadeelt belastingplichtige zichzelf. De rechtbank gaat met belastingplichtige mee, dat dit een rechtstekort is. Maar dat de rechtbank daar voor nu niets aan kan doen. Interessant is nog te melden, dat een dergelijk bezwaar volgens de Hoge Raad niet ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank oordeelt echter, dat nu belastingplichtige “ in bezwaar en beroep argumenten had kunnen aanvoeren die kunnen leiden tot een hoger verlies, 
 niet (kan) worden geoordeeld dat zij geen belang heeft bij het aanwenden van de rechtsmiddelen bezwaar en beroep. Daarvan uitgaande heeft verweerder, anders dan hij ter zitting heeft bepleit (zie hiervóór onder 12), het bezwaar van eiseres terecht niet niet-ontvankelijk verklaard en bestaat dus ook geen aanleiding dat alsnog te doen”.

Het bezwaar is dus ongegrond. Maar de rechtbank kan het niet laten toch een hart onder de riem van belastingplichtige te steken in ro 17 door te suggereren in bezwaar te gaan tegen de te hoge winst in 2018 bij de daadwerkelijk verkoop van het vastgoed. Mogelijk zijn de in die overweging gegeven handvatten voldoende om het “rechtstekort” via de appelrechter aan de Hoge Raad voor te leggen.

Ro 17 “…Weliswaar is denkbaar dat eiseres het in een later jaar (in casu 2018, zijnde het jaar waarin zij de te herwaarderen onroerende zaken daadwerkelijk heeft vervreemd en daarmee de voor de verliesverrekening benodigde winst concreet heeft gerealiseerd) aan de orde kan stellen, namelijk door in dat jaar te handelen alsĂłf de gronden voorafgaand aan 2018 wel zijn geherwaardeerd zodat in dat jaar derhalve een lagere boekwinst ter zake van de verkoop van de onroerende zaken wordt gerealiseerd. Op deze wijze zou dan de herwaardering van de onroerende zaken in het jaar 2017 in een geschil over het jaar 2018 aan de orde (kunnen) komen. Een dergelijke handelwijze is echter dermate onzeker en afhankelijk van de goede wil van verweerder (bij de aanslagregeling en in de bezwaarfase) en de rechter dat dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden gezien als adequate rechtsbescherming. Desalniettemin ziet de rechtbank binnen de thans geldende jurisprudentie geen ruimte om in het onderhavige geval tot een ander oordeel te komen dan hiervóór onder 16 is weergegeven. De rechtbank leidt uit de geldende jurisprudentie namelijk af dat de Hoge Raad (de mogelijkheid tot) verliesverdamping te ver verwijderd vindt van het bestreden besluit, in casu de aanslag en de verliesbeschikking, en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen (zoals die met betrekking tot proceskosten en griffierecht) om te kunnen constateren dat gronden die zijn gericht op de voorkoming van verliesverdamping de belastingplichtige wel in een betere positie kunnen brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen.”

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *