Citaat Théophile Gautier: “Ogen zo transparant dat je de ziel er doorheen ziet”
Taxlive 28/12/2023 VNVandaag 27/12/2023
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 05-12-2022 (publicatie 22-12-2022) BRE – 20 _ 8214 en 20 _ 8216 ECLI:NL:RBZWB:2022:7527
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBZWB:2022:7527
Samenvatting
Op 1 april 2014 houdt vader (indirect) de aandelen in A bv. A bv exploiteert een hotel. De onderneming wordt op die dag overgedragen aan belanghebbende, X bv. Vader en zijn twee zonen houden de certificaten van de stichting (STAK) die de aandelen in X bv houdt via hun holdings. De onroerende zaken blijven achter bij A bv. Ze worden verhuurd aan X bv. Op 13 juni 2019 levert A bv de resterende certificaten in de STAK aan de holdings van de zoons en worden de aandelen in A bv geleverd aan X bv. In geschil is of ter zake van deze transactie overdrachtsbelasting is verschuldigd. X bv stelt dat geen sprake is van een belastbaar feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat wordt voldaan aan de doeleis en dat A bv een onroerendezaaklichaam is. De verkrijging van de aandelen in A bv is dan ook terecht belast met overdrachtsbelasting. Daarbij is niet van belang dat vader drie stemmen binnen de STAK had en de zoons ieder één. A bv bezat namelijk slechts 10% van de aandelen in X bv. Dit is onvoldoende voor toerekening van de activiteiten van X bv aan A bv. Verder stelt de rechtbank vast dat geen sprake is van een materiële onderneming in de vorm van exploitatie van de panden. Het beroep op de doorkijkarresten wordt ook verworpen, omdat niet wordt voldaan aan de eisen die de Hoge Raad stelt. Het gelijk is aan de inspecteur.
Opmerking
Overdrachtsbelasting: doorkijkarresten niet van toepassing
Als directeur grootaandeelhouder (dga) komt er een moment, dat u de aandelen van uw BV wilt schenken aan uw kinderen, die de onderneming in de BV zullen voortzetten. Het is tijd om te rentenieren. Maar zo’n overdracht gaat gepaard met een afdracht aan de staatskas. Over het pand in de BV moet overdrachtsbelasting (ovb) betaald worden. En de aanmerkelijkbelangheffing over de aandelen is op z’n zachts gezegd aanmerkelijk. Enige jaren geleden leken vele mkb bedrijven geen opvolger meer te hebben. Om dit tegen te gaan zijn er vrijstellingen van deze heffingen ingevoerd bij bedrijfsopvolging. Zoals in art 15 lid 1 letter b Wbvr een vrijstelling voor de ovb is geregeld. Maar anno 2023 wordt aan de effectiviteit van deze regelingen getwijfeld. In onderstaande zaak voor de rechtbank wordt beroep gedaan op de vrijstelling.
Vader draagt in 2019 zijn aandelen in een BV over aan de HotelBV van zijn twee zonen. Volgens de rechter is de bedrijfsopvolgingsvrijstelling ex art 15, lid 1 letter b Wbvr voor de ovb niet van toepassing. De BV drijft namelijk geen onderneming. Dus ovbplichtig. De BV is een zgn. onroerendezaaklichaam.
Als vader zijn aandelen in zijn BV rechtstreeks aan zijn zonen zou hebben geschonken, dan zou de vrijstelling van toepassing zijn met de hulp van de doorkijk arresten. Strekking van deze doorkijkarresten is, dat een indirecte verkrijging van onroerend goed door middel van een verkrijging van aandelen in een onroerendezaaklichaam niet ongunstiger mag worden behandeld dan de directe verkrijging van de onroerende zaken.
Maar het gaat de rechtbank te ver om de doorkijkarresten ook toe te passen op de verkrijging van de aandelen door de BV van de zonen. Immers, dan zou er twee keer doorgekeken moeten worden.
Dit zou overigens een mooie vraag zijn voor de Hoge Raad. Maar voor nu moet u als dga nog even bedenken of u de aandelen of het pand zou willen schenken aan uw kinderen.
Ricky Turpijn