
“I think there is only one quality worse than hardness of heart and that is softness of head” (Theodore Roosevelt)
Taxlive 21/8/25 VNVandaag 20/8/25
Kennisgroep
https://kennisgroepen.belastingdienst.nl/publicaties/kg03220225-verzoek-artikel-14b-derde-lid-wet-vpb-1969-nadat-aanslag-onherroepelijk-vaststaat/
Als geen fiscale gunstige regeling meer voorhanden is, dan kan je altijd nog de hardheidsclausule van art 63 AWR inroepen. Maar dat is geen toverautomaat: “Onze Minister is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van de belastingwet mochten voordoen.”
Kennelijk waren die onbillijkheden van overwegende aard er bij het standpunt van de kennisgroep uit 2023, die niet bereid was het goedkeurende beleid van paragraaf 8.2 van het Besluit juridische fusie op te rekken.
In die paragraaf wordt het mogelijk gemaakt, dat een te laat verzoek – immers die moet op grond van art 14b, lid 3 Vpb vóór de fusiedatum worden ingediend – onder voorwaarden toch als tijdig woordt aangemerkt. Maar dan moet de overdracht van de onderneming bij de verdwijnende of verkrijgende vennootschap niet hebben geleid tot onherroepelijk vaststaande aanslagen, waarbij een belaste overdracht uitgangspunt is geweest.
In de voorgelegde casus was er dus wel sprake van onherroepelijke aanslagen. Kennelijk hadden gisse adviseurs de nadruk gelegd op de belaste overdracht voor goedkeuring, wat denk ik terecht door de kennisgroep er niet in gelezen kan worden.
Het min van Fin ziet dat dus – waarschijnlijk voortschrijdend inzicht – anders. In juni 2025 zou in een soortgelijk geval een goedkeuring zijn afgegeven.
Maar dan moet de reden voor de versoepeling straks wel beter in het besluit worden beschreven. In de toelichting wordt als reden gegeven, dat er “eveneens sprake is van een situatie dat geen onherroepelijke aanslagen zijn vastgesteld”. In de aan de kennisgroep voorgelegde casus zijn er namelijk wél onherroepelijke aanslagen.
Ricky Turpijn